V3k

V3k
1 / 24
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes and text slide.

time-iconLesson duration is: 20 min

Items in this lesson

V3k

Slide 1 - Slide

1. Vertaal bij mij komen :

A
A: Avoir envie de
B
B: Je me suis trompé
C
C: Venir chez moi

Slide 2 - Quiz

2. Zet het woord choisir in de vous-vorm:

A
A: Choisissez
B
B: Choisissent
C
C: Choisis

Slide 3 - Quiz

3. Vervoeg attendre in de nous-vorm en verzin een bijvoegelijk naamwoord erbij:

Slide 4 - Open question

Welk woord past bij de omschrijving. Tu utilises un bicyclette.

A
a Faire du randonnées
B
b faible
C
c Faire du cyclisme

Slide 5 - Quiz

vervoeg het werkwoord réfléchir in de tu vorm

Slide 6 - Open question

Vervoeg het werkwoord vendre in de nous vorm in de passé composé.

Slide 7 - Open question

1 Vertaal Je suis

A
A: ik ben
B
B: ik volg
C
C: ik was
D
D: Ik gooi

Slide 8 - Quiz

2 Vervoeg choisir in de passé composé met Tu

Slide 9 - Open question

3 Wat is de juiste vervoeging van vendre met On

A
A: Je vendre
B
B: On vendons
C
C: On vends
D
D: On vend

Slide 10 - Quiz

Vertaal het woord l'arbre naar het Nederlands

A
De boom
B
De krant
C
Tekenen
D
onderwerp

Slide 11 - Quiz

Welke bijvoegelijk naamwoorden moeten juist voor het zelfstandig naamwoord?
A
mauvais
B
joli
C
bon
D
gros

Slide 12 - Quiz

Vervoeg choisir naar de nous vorm in de présent

Slide 13 - Open question

wat betekent 'en Hiver':

A
blij zijn
B
in de lente
C
in de winter

Slide 14 - Quiz

Gebruik 'Choisir' met het regelmatig werkwoord dat eindigt op IR in de tegenwoordige tijd (ik-vorm)

Slide 15 - Open question

Gebruik 'perdre’ met het regelmatig ww op re in de verleden tijd in de wij-vorm

Slide 16 - Open question

1 Vertaal dit woord: Être prêt(e) à

A
a Blij zijn
B
b Bereid zijn om te
C
c Actief zijn
D
d Creatief zijn

Slide 17 - Quiz

2 On rempl…
A
ir
B
issez
C
it
D
issons

Slide 18 - Quiz

3 Tu entend…

A
entends
B
entend
C
entendé
D
entendes

Slide 19 - Quiz

wat betekent malheureusement
A
jammer genoeg
B
het vieruurtje
C
vervelend
D
ophangen

Slide 20 - Quiz

Vervoeg remplir in de vous vorm passe composé

Slide 21 - Open question

vervoeg rougir in de on vorm present

Slide 22 - Open question

(heureux) une ____________ fille ___________

Slide 23 - Open question

(vieux) une _____________ fille _____________

Slide 24 - Open question