past simple klas 2

Past simple
1 / 24
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Past simple

Slide 1 - Slide

Past Simple
Je gebruikt de Past Simple als iets gebeurd is in de verleden tijd en ook beëindigd is.

Wij noemen de Past Simple de Verleden Tijd.


Slide 2 - Slide

 Regelmatige werkwoorden (rww)

Achter het werkwoord plaats je 'ed'

I walk -> I walked
it rains-> it rained
they beg-> they begged

Slide 3 - Slide

  Spelling
Als een werkwoord eindigt op -e, dan komt er in de past simple alleen een -d achter:
I live - I lived
you move - you moved

In de past simple wordt de laatste medeklinker verdubbeld als er één klinker voor staat:
I drop - I dropped
they plan - they planned

Slide 4 - Slide

  Spelling
Als een werkwoord eindigt op medeklinker + -y, dan komt er in de past simple een -ied achter:
I carry- I carried
you study- you studied

In de past simple komt er een -ed achter als er een klinker voor -y staat:
I play - I played

Slide 5 - Slide

Past Simple - Onregelmatige werkwoorden

Sommige werkwoorden zijn onregelmatig (OWW) en dat betekent dat ze geen '-ed' krijgen maar hun eigen vorm hebben.

to write  -> wrote    I wrote her a letter last week.
to go       -> went      He went to Italy last year.
to make -> made     They made a very nice meal two days ago.


Slide 6 - Slide

Past Simple - OWW

Er zijn geen regels voor de OWW, je moet ze uit je hoofd leren. Je pakt voor de Past Simple bladzijde 218 de 2e kolom.

see - saw - seen
come - came - come

Slide 7 - Slide

Past Simple - Vraag/Ontkenning

Vraagzinnen
Did + hele ww (1e kolom):
Did you walk to school yesterday?

Ontkennende zinnen
Didn't + hele www (1e kolom):
You didn't walk to school yesterday.

Slide 8 - Slide

Past Simple - Signaalwoorden

In de zin staan vaak een tijdsbepaling van verleden tijd.

  • yesterday
  • last week
  • ten minutes ago
  • in 2007
  • this morning

Slide 9 - Slide

Je gebruikt de Past Simple als...
A
iets gebeurd is in de toekomst
B
iets iedere dag gebeurt
C
iets gebeurd is in het verleden en afgerond is
D
iets nog niet gebeurd is

Slide 10 - Quiz


Wat is de Past Simple van go
A
gone
B
went
C
goed
D
goes

Slide 11 - Quiz


Wat is de Past Simple van tell
A
told
B
tolded
C
telled
D
tolt

Slide 12 - Quiz


Wat is de Past Simple van see
A
saw
B
seen
C
see
D
seed

Slide 13 - Quiz


Wat is de Past Simple van think
A
tought
B
taught
C
thought
D
thinked

Slide 14 - Quiz


Wat is de Past Simple van study
A
studyd
B
studyied
C
studyed
D
studied

Slide 15 - Quiz

We (listen) to the radio yesterday.
A
did'nt listen
B
not listened
C
did not listen
D
didn't listened

Slide 16 - Quiz

The neighbours (move) to Canada last week but last month.
A
not moved
B
moved not
C
didn't moved
D
didn't move

Slide 17 - Quiz

The negative form of the past simple "work" is...
A
No idea
B
didn't work
C
didn't worked
D
doesn't work

Slide 18 - Quiz

Which is the correct negative in the past simple?
A
She doesn't do her homework.
B
She didn't do her homework.
C
She doesn't did her homework.
D
She didn't did her homework.

Slide 19 - Quiz

FILL IN THE NEGATIVE PAST SIMPLE.
Bob ... the answer.
A
didn't know
B
didn't knew
C
didn't knowed

Slide 20 - Quiz

Noem een onregelmatig werkwoord

Slide 21 - Mind map

Put the following sentences into the past tense.

  •  She doesn't like football.

  •  Henry does his homework today.

  • Do you go to school?

Slide 22 - Slide

Repetition
Put these sentences into the past tense.
  • I go to school.
  • She lives in England.
  • We buy a new car. 
  • My school is cool.
  • He studies Spanish.

Slide 23 - Slide

Homework:
  • Do exercises 6, 7, 8, 10, 11, 12, 14 & 15
  • Study Theme words
  • Read book

Slide 24 - Slide