IBO 11 - deel 2

IBO 11: Dienstverlenende werkzaamheden
1 / 26
next
Slide 1: Slide
DienstverleningMBOStudiejaar 1

This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 180 min

Items in this lesson

IBO 11: Dienstverlenende werkzaamheden

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

VANDAAG
  • Check-in
  • De vorige les......
  • Van deze beroepsopdracht leer ik.....
  • Kerntaak en werkprocessen
  • Leerdoelen
  • Leskaarten V11.10
  • Leskaarten V11.11
  • Afsluitende beroepsopdracht

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Hoe gaat ie?

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Wat weet jij nog over het ontkalken van een apparaat?

Slide 4 - Open question

This item has no instructions

Apparaat ontkalken
Veel apparaten gebruiken water. Zoals wasmachines, afwasmachines, koffieapparaat, waterkoker. Door het water krijg je kalkaanslag. De machine werkt dan minder goed. Daarom moet je ze af en toe ontkalken. Dit doe je met azijn of speciale middelen.
Azijn is zuur. Of beter gezegd: het heeft een hoge zuurgraad. Dat zuur lost kalk op. Kleine apparaten kun je ontkalken met azijn. Kijk wel op de gebruiksaanwijzing of dit mag. Op natuursteen zoals graniet en marmer moet je het niet gebruiken!




Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Slide 6 - Video

This item has no instructions

Van deze beroepsopdracht leer je...
De assistent dienstverlening verleent uiteenlopende diensten op een werklocatie ter ondersteuning van werken en wonen. Hij kan bijvoorbeeld periodiek onderhoud uitvoeren aan het interieur en/ of sanitair op een werkplek of een woning, kleine mankementen verhelpen aan gebruiksvoorwerpen en hulpmiddelen, eenvoudige facilitaire taken uitvoeren, assisteren in de bediening in een instelling, kapsalon of horecagelegenheid of een collega ondersteunen bij het organiseren van eenvoudige evenementen. Hij vermijdt het om schade of overlast te veroorzaken of beperkt het anders zoveel mogelijk.


In het kwalificatiedossier staat dit bij het werkproces ‘Voert ondersteunende dienstverlenende taken uit in werk-woon- en leefomgeving’.

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Van deze beroepsopdracht leer je...
Je leert hoe je zelf werkt tijdens dienstverlenende werkzaamheden. In beroepsopdracht B11 heb je hier al een goed begin mee gemaakt.


Je hebt geleerd over:
Uiteenlopende diensten uit te voeren op een werklocatie ter ondersteuning van werken en wonen. Hij kan bijvoorbeeld periodiek onderhoud uitvoeren aan het interieur en/of sanitair op een werkplek of een woning, kleine mankementen verhelpen aan gebruiksvoorwerpen en hulpmiddelen, eenvoudige facilitaire taken uitvoeren, assisteren in de bediening in een instelling, kapsalon of horecagelegenheid of een collega ondersteunen bij het organiseren van eenvoudige evenementen. Hij vermijdt het om schade of overlast te veroorzaken of beperkt het anders zoveel mogelijk.

In beroepsopdracht 11V gaan we zelf aan de slag. Je maakt een werkplan en organiseert activiteiten en voert dienstverlenende werkzaamheden uit.


Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Werkprocessen

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Weten, kunnen, gedrag
  Wat moet ik weten? 

  Wat moet ik kunnen?

           Welk gedrag hoort daarbij?


Slide 10 - Slide

This item has no instructions

Voorbereiden - uitvoeren - afronden
Het is belangrijk dat je je werk in een bepaalde volgorde doet. 

Eerst bereid je je werk voor. Dan ga je je werk uitvoeren. En aan het einde rond je je werk goed af.

Tijdens de proeve van bekwaamheid worden jullie ook beoordeeld op deze drie stappen. 

Slide 11 - Slide

Binnen het kwalificatiedossier wordt er gewerkt met de stappen: voorbereiden- uitvoeren en afronden. Hoe zien deze stappen er voor deze opdracht uit? (Even kort).... Hier op letten! Bij voorbereiding hoort ook het maken van een werkplanning.
Leerdoelen V-leskaarten: 
1. Ik kan op een juiste wijze met een kassa werken;
2.Ik kan koffie en thee op een juiste wijze presenteren en serveren.




Slide 12 - Slide

This item has no instructions

Leskaart V 11.10 Boodschappen en met Geld rekenen
WERKEN MET DE KASSA

Werken met de kassa betekent werken met geld. 
Een klant kan pinnen of contant betalen (=cash).

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

Waar moet je aan denken bij
het werken met een kassa?

Slide 14 - Mind map

This item has no instructions

Werken met de kassa doe je zo:
• Je mag geen geld kwijtraken, precies werken
• Klantvriendelijk zijn: Kijk de klant aan als je praat. Vraag door als je iets niet begrijpt
• Als wisselgeld teruggeeft: tel terug. Bijvoorbeeld: Iets kost € 3, 80 en de klant betaalt met 10 euro. Je zegt dan: ‘3 euro 80. Met 20 cent maakt 4 euro. 1 euro maakt 5 euro. En 5 euro maakt 10 euro.
• Geef zo min mogelijk munten en briefjes terug.
• Als de klant papiergeld geeft leg het biljet apart in de lade, zodat je weet welk geld de klant gaf. Je ruimt pas op als de klant het wisselgeld heeft.

Slide 15 - Slide

This item has no instructions

V-studenten
Maak de opdrachten 50 tot en met 53.
Vul de woordenlijst in.

Let op: lees de teksten bij de opdrachten goed door!

Slide 16 - Slide

This item has no instructions

Bespreken opdrachten
50 en 53

Slide 17 - Slide

This item has no instructions

Leskaart V 11.11 Activiteiten organiseren en drinken/eten serveren 

Je hebt vorige periode geleerd over:
• Boodschappen inruimen en opruimen
• Drank en eten serveren
• Activiteiten organiseren
Vorige periode heb je kunnen oefenen met het organiseren van een activiteit.


Slide 18 - Slide

This item has no instructions

V-studenten
Maak de opdrachten 54 tot en met 56.
En opdracht 60.
Vul de woordenlijst in.

Let op: lees de teksten bij de opdrachten goed door!

Slide 19 - Slide

This item has no instructions

Hoe bied je klanten koffie en thee aan?

Slide 20 - Open question

This item has no instructions

Koffie en thee serveren
Soms krijgen klanten een kopje koffie of thee. Daar zorg jij voor. Aanbieden van koffie/thee: hoe doe je dat?
• Je vraagt of de klant een kop koffie of thee wil.
• Wacht even tot de klant zit.
• Kijk de klant aan en sta rechtop. Vraag ook: Wilt u suiker en/of melk? Welk soort thee wilt u?
• Zet eventueel een kistje met verschillende smaken op tafel.
• Herhaal voor de zekerheid wat de klant wilt.

Slide 21 - Slide

This item has no instructions

Hoe presenteer je koffie en thee?

Slide 22 - Open question

This item has no instructions

Regels voor het presenteren
• Leg melk en suiker op schoteltje
• Zet kopje zo neer dat het oortje naar rechts wijst
• Het lepeltje ligt onder het oortje, met de steel naar de gast (zie foto)
• Als er een koekje is leg je die er ook bij
• Bij thee geef je een extra schoteltje voor het theezakje
• Zorg dat het schoteltje schoon blijft
• Zeg alstublieft als je de thee of koffie voor de klant neerzet.

Slide 23 - Slide

This item has no instructions

Praktijkopdracht
Wordt vanmiddag uitgevoerd!

Slide 24 - Slide

This item has no instructions

Verdiepende afsluitende beroepsopdracht

Slide 25 - Slide

This item has no instructions

Leerdoelen behaald?
1. Ik kan op een juiste wijze met een kassa werken;
2.Ik kan koffie en thee op een juiste wijze presenteren en serveren.

Slide 26 - Slide

This item has no instructions