Het leger van de Romeinen was goed georganiseerd:
- De soldaten hadden goede wapens: een kort zwaard of een dolk om mee te steken en een speer om te
gooien. Ze hadden ook bescherming: een harnas en een groot schild.
- De soldaten kregen soldij (salaris).
- Als de soldaten niet hoefden te vechten dan oefenden ze, daarom waren ze goed getraind voor
gevechten.
- De soldaten werden aangestuurd door generaals. Deze hadden een hogere rang in het leger.
- De Romeinen bouwden forten om de grenzen te beschermen. De forten hadden meestal dezelfde opzet.
Als de soldaten van het ene naar het andere fort verhuisden wisten ze er meteen de weg.
- Wanneer de Romeinen nieuw land veroverden lijfden ze soldaten in uit de legers die ze verslagen hadden.
Deze hulptroepen waren heel handig omdat ze het gebied goed kenden.
- De Romeinen hadden een truc om ongedeerd heel dicht bij de vijand te komen. Ze gingen in een groep
heel dicht bij elkaar staan in een vierkant. Ze beschermden zich met hun schilden. Deze formatie heet de
testudo, ook wel de schildpadformatie.