Modals: can, could, should, & have to

MODALS:
 can, could, should & have to




What we are going to do today:
Ex. 51, 52, 53, 54 on p. 116 - 119 

1 / 12
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 12 slides, with interactive quiz and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

MODALS:
 can, could, should & have to




What we are going to do today:
Ex. 51, 52, 53, 54 on p. 116 - 119 

Slide 1 - Slide

Aan het eind van de les:
  • weet je wat modal verbs zijn.
  • weet je wanneer je deze moet gebruiken.
  • kun je zinnen maken met modal verbs.

Slide 2 - Slide

MODALS
  • hulpwerkwoorden 
Bijv.  >   can, could, should, have to 
  • bij de (hulp)werkwoorden voeg je geen "-s" achter he/she/it

  • modals worden gevolgd door het hele werkwoord zonder "to"
Example:  He can write really fast.

Slide 3 - Slide

CAN (kunnen)
Wordt gebruik om te praten over:
  • vaardigheden 
  • Eg:  I can ride a bicycle
  • mogelijkheden
  • Eg:  Stress can cause health problems
  • toestemming
  • Eg: Can I call you back?

Slide 4 - Slide

COULD (zou kunnen)
wordt gebruik om te praten over:
  • wat zou kunnen gebeuren
  • Eg:  She could cycle to school instead of taking the bus.
  • wat in het verleden konden of mochten
  • Egs:    Could your first toy sing?
  •                       He could not go outside after 9 pm.
  • TIP! Could is de beleefde versie van can!

Slide 5 - Slide

SHOULD
  • wordt gebruik om advies te geven

Eg: You should stop eating fast food if you want to stay healthy. 

Slide 6 - Slide

HAVE TO
  • als je het hebt over verplichtingen.

Eg:  All drivers have to stop in front of a red traffic light!

  • "not" met have to wordt gebruik om aan te geven dat er geen verplichting is.  
Eg:  She does not have to go to the gym.

Slide 7 - Slide

Modals veranderen meestal niet van vorm
I
should
go
to school.
You
should 
go
to school.
He/She/It
should
go 
to school.
We
should
go
to school.
They
should
go 
to school.

Slide 8 - Slide

Have to
Dit is een modal die wel verandert:

I
have to 
go
to school.
You
have to
go
to school.
He/she/it
has to
go
to school.
We
have to 
go
to school
They
have to
go
to school

Slide 9 - Slide

Exercises - modals
Complete ex. 51, 52, 53, 54,  on (p. 116 - 119) 

Be prepared to share your work with the class!

If not finished, this is homework

Slide 10 - Slide

Ik weet nu wat modals zijn en hoe ik daar zinnen mee kan maken.
Ja!
Een beetje
Ik snap helemaal niks ervan

Slide 11 - Poll

Slide 12 - Slide