Thema 10 BS3 De ogen

BS3 DE OGEN
DOEL

Je kunt de inwendige en uitwendige delen van een oog noemen met hun functies en kenmerken.
1 / 20
next
Slide 1: Slide
BiologieVoortgezet speciaal onderwijsLeerroute 4

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

BS3 DE OGEN
DOEL

Je kunt de inwendige en uitwendige delen van een oog noemen met hun functies en kenmerken.

Slide 1 - Slide

TERUGBLIK

Slide 2 - Slide

INSTRUCTIE

Slide 3 - Slide

INSTRUCTIE

Slide 4 - Slide

INSTRUCTIE
De ogen

Slide 5 - Slide

INSTRUCTIE
Hoe is het om 2 ogen in het achterhoofd te hebben?

Slide 6 - Slide

INSTRUCTIE
www.npo.nl

Planet earth

"de mens"

Slide 7 - Slide

INSTRUCTIE
Kat bekijkt een horrorfilm

Slide 8 - Slide

BEGELEID OEFENEN
Opdracht 1 p. 191

Slide 9 - Slide

ZELFSTANDIG OEFENEN


opdracht 2, 3 en 4 
p. 191
timer
10:00

Slide 10 - Slide

HUISWERK

Slide 11 - Slide

Wat is de functie van de ogen?
A
Geluid produceren
B
Zicht geven
C
Temperatuur meten
D
Licht detecteren

Slide 12 - Quiz

Waaruit bestaat het oog?
A
Spieren
B
Netvlies
C
Huid
D
Hoornvlies

Slide 13 - Quiz

Wat is het netvlies?
A
Lagen cellen voor lichtdetectie
B
De buitenste laag van het oog

Slide 14 - Quiz

Wat doet de pupil?
A
Past zich aan lichtomstandigheden aan
B
Geeft kleur aan het oog
C
Reguleert lichtinval
D
Verhoogt het gezichtsvermogen

Slide 15 - Quiz

Wat is een veelvoorkomende oogaandoening?
A
Bijziendheid
B
Verkoudheid
C
Hoofdpijn
D
Verziendheid

Slide 16 - Quiz

Wat is de functie van de lens?
A
Regelen van de pupilgrootte
B
Beschermen tegen stof
C
Zorgen voor de oogkleur
D
Focussen van licht op het netvlies

Slide 17 - Quiz

Waar bevindt zich het netvlies?
A
Aan de voorkant van het oog
B
Achterin het oog
C
Onder de hoornvlies
D
Boven de iris

Slide 18 - Quiz

Wat doet de iris?
A
Regelt de hoeveelheid binnenkomend licht
B
Verbindt het oog met de hersenen
C
Maakt de lens soepel
D
Zorgt voor helder zicht

Slide 19 - Quiz

EVALUATIE
1. Wat heb je geleerd?

2. Wat zou je de volgende keer anders doen?

3. Hoe vind jij dat je hebt gewerkt?

Slide 20 - Slide