3.3 lezen

Paragraaf 3.3 Lezen
1 / 26
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Paragraaf 3.3 Lezen

Slide 1 - Slide

Doel:


Ik weet hoe een tekst is opgebouwd.

Ik weet wat deelonderwerpen en tussenkopjes zijn.

Ik weet wat een hoofdgedachte is.

Ik weet hoe ik een hoofdgedachte kan formuleren.

Ik weet wat kernzinnen zijn.

Ik kan kernzinnen in een tekst benoemen. 


Slide 2 - Slide

Weet je het nog?
inleiding, kern, slot, tussenkopje, deelonderwerp

Slide 3 - Slide

Hoe noem je het eerste deel van een tekst?
A
Kern
B
Middenstuk
C
Slot
D
Inleiding

Slide 4 - Quiz

Hoe introduceer je het onderwerp in de inleiding?
A
met een anekdote
B
met een voorbeeld
C
met veel informatie
D
met een bijzondere situatie

Slide 5 - Quiz

Wat is NIET waar?
Een alinea....
A
..begint altijd op een nieuwe regel.
B
....springt soms bij de eerste regel een beetje in.
C
......gaat over een deel van het onderwerp.
D
.....heeft altijd een tussenkopje.

Slide 6 - Quiz

Wat is een deelonderwerp?
A
Een onderwerp van een tekst
B
De titel
C
Een onderwerp van een alinea
D
De schrijver van een tekst

Slide 7 - Quiz

Wat kun je NIET vinden in het slot?
A
een samenvatting
B
een anekdote
C
een conclusie
D
dat je naar de toekomst kijkt

Slide 8 - Quiz

Hoofdgedachte

Slide 9 - Slide

Wat is volgens jou een 'hoofdgedachte'?

Slide 10 - Open question

Theorie (hoofdgedachte)
Hoofdgedachte = het belangrijkste wat de schrijver over het onderwerp zegt.
Zo vind je een hoofdgedachte:
1. Onderwerp bepalen. Formuleer in één of enkele woorden.
2. Wat is het belangrijkste wat er door de schrijver wordt gezegd over het onderwerp? 
3. Combineer 1 en 2  en formuleer de hoofdgedachte in één zin. 


Slide 11 - Slide

Theorie (hoofdgedachte)

Welke onderdelen van de tekst gebruik je om de hoofdgedachte te vinden?


- (Titel en/of) inleiding
- Slot

Soms staat de hoofdgedachte letterlijk in de tekst, maar soms moet je de hoofdgedachte zelf formuleren.

Slide 12 - Slide

Wat is de juiste vorm van de hoofdgedachte?
A
Een volledige zin
B
Eén of een paar woorden
C
Een werkwoord
D
Slechts één woord

Slide 13 - Quiz

Waar zoek je in een tekst de hoofdgedachte?
A
Titel
B
Inleiding
C
Kern
D
Slot

Slide 14 - Quiz

Wat is volgens jou een kernzin?

Slide 15 - Open question

Theorie (kernzin)
- Alinea's hebben meestal een duidelijke opbouw. Ze bestaan uit de belangrijkste zin (= de kernzin) en een uitleg of uitwerking ervan. 

- In veel alinea's is de eerste zin de kernzin de eerste zin, maar het kan ook de tweede of de laatste zin van een alinea zijn. 

Slide 16 - Slide

Oefenen met tekst

Slide 17 - Slide

Bekijk de afbeelding

Wat is het onderwerp?

Slide 18 - Slide

Bekijk de afbeelding

Geeft de afbeelding voldoende informatie als je mee wilt doen?

Slide 19 - Slide

Lees de tekst
Opdracht: Lees de tekst.

Slide 20 - Slide

Wat is de kernzin van alinea 1?
Antwoord
Op 5 juli zal Wild in the Streets gehouden worden.

Slide 21 - Slide

Wat is de kernzin van alinea 2?
Antwoord
Schoenenfabrikant Emerica vraagt dit jaar speciaal aandacht voor Skatepark Amsterdam.

Slide 22 - Slide

Waarom vraagt Emerica speciaal aandacht voor Skatepark Amsterdam?
Antwoord
Gemeente Amsterdam wil het enige indoorskatepark in Amsterdam sluiten.

Slide 23 - Slide

Wat is de hoofdgedachte van de tekst?
Antwoord

Hoofdgedachte: Het evenement Wild in the Streets wordt op 5 juli gehouden.

Slide 24 - Slide

Evaluatie
Ik weet hoe een tekst is opgebouwd.

Ik weet wat deelonderwerpen en tussenkopjes zijn.
Ik weet wat een hoofdgedachte is.
Ik weet hoe ik een hoofdgedachte kan formuleren.
Ik weet wat kernzinnen zijn.
Ik kan kernzinnen in een tekst benoemen.






Slide 25 - Slide

Wat vind je uit deze lessonup nog lastig?

Slide 26 - Open question