9.4 duurzame ontwikkeling

9.4 Duurzame ontwikkeling
stikstofcrisis, vluchtelingenstromen, hongersnoden, overstromingen, bosbranden, milieurampen, tornado's, droogte, milieuvervuiling, verlies van biodiversiteit, plastic soep, uitputting van de aarde, verdwijnen van tropisch regenwoud en koraalriffen, opwarming van de aarde, diabetes, astma, ziekte van Parkinson door bestrijdingsmiddelen, overbevissing, vogelgriep,  kledingindustrie, vliegen, klimaatverandering 
1 / 22
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes, text slides and 3 videos.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

9.4 Duurzame ontwikkeling
stikstofcrisis, vluchtelingenstromen, hongersnoden, overstromingen, bosbranden, milieurampen, tornado's, droogte, milieuvervuiling, verlies van biodiversiteit, plastic soep, uitputting van de aarde, verdwijnen van tropisch regenwoud en koraalriffen, opwarming van de aarde, diabetes, astma, ziekte van Parkinson door bestrijdingsmiddelen, overbevissing, vogelgriep,  kledingindustrie, vliegen, klimaatverandering 

Slide 1 - Slide

Doelen
  • 9  Je beschrijft duurzame ontwikkeling
  •  10 Je beschrijft de rol van biobrandstoffen in de energietransitie.
  • 11 Je beschrijft hoe we onze voedselsystemen kunnen verduurzamen.
  • 12 Je legt maatregelen uit die bijdragen aan duurzaam gebruik van grondstoffen. 

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Video

Sustainable Development Goals
Verenigde Naties (VN / UN)
193 lidstaten

2015: 17 duurzame ontwikkelingsdoelstellingen om de wereld te verbeteren

Slide 4 - Slide

om de beurt 1 oplezen

Slide 5 - Slide

energietransitie 
Fossiele brandstoffen hebben negatieve gevolgen voor de wereld,  daarom is de energietransitie in gezet:
-> hierbij wordt overgeschakeld naar duurzame energiebronnen 

Slide 6 - Slide

Biobrandstoffen
  • Eerste generatie: planten (koolzaad, suikerbieten) worden gebruikt voor biobrandstof
  • Tweede generatie: Afvalstoffen worden gebruikt voor biobrandstof (o.a. oud frituurvet)
  • Derde generatie: Algen of zeewier worden speciaal verbouwd voor biobrandstof 
Wat zijn de voor- en nadelen van iedere generatie?

Slide 7 - Slide

Olifantsgras
  • Olifantsgras is zeer geschikt als biobrandstof
  • Olifantsgras wordt niet gegeten
  • Welke generatie biobrandstof?
  • Waarom?

Slide 8 - Slide

Je kan olifantsgras niet direct in de gasleiding stoppen. Het moet eerst anaeroob omgezet worden in:
A
CO
B
CO2
C
CH4
D
een mengsel van koolwaterstoffen

Slide 9 - Quiz

3e generatie biobrandstof nu nog te duur

Slide 10 - Slide

Doelen
  • 9  Je beschrijft duurzame ontwikkeling
  •  10 Je beschrijft de rol van biobrandstoffen in de energietransitie

Huiswerk:  Maak opgave 45 t/m 54 bij leerdoel 9 en 10

Slide 11 - Slide

Doelen
  • 11 Je beschrijft hoe we onze voedselsystemen kunnen verduurzamen.
  • 12 Je legt maatregelen uit die bijdragen aan duurzaam gebruik van grondstoffen. 

Slide 12 - Slide

duurzame voedselsystemen
Lees blz. 31 en noteer in je schrift een rijtje oplossingen voor duurzame voedselsystemen

video: https://schooltv.nl/video-item/eenvandaag-in-de-klas-het-voedsel-van-de-toekomst

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Video

duurzaam gebruik van grondstoffen
Lees blz. 32 en noteer in je schrift een rijtje mogelijkheden voor duurzaam gebruik van grondstoffen

Slide 15 - Slide

Biobrandstof
Wat maakt de tweede generatie biobrandstof duurzamer dan de eerste?

Vind jij de derde generatie biobrandstoffen een verbetering? Leg uit waarom

biobrandstof rekenen we bij de vernieuwbare hulpbronnen , fossiele brandstoffen bij de niet-vernieuwbare. Leg uit.

Slide 16 - Slide

Biodiesel wordt geproduceerd uit oliehoudend afval of frituurvet.
Biodiesel hoort dus bij de:
A
1e generatie
B
2e generatie
C
3e generatie

Slide 17 - Quiz

Doelen van dit hoofdstuk
  • 9  Je beschrijft duurzame ontwikkeling
  •  10 Je beschrijft de rol van biobrandstoffen in de energietransitie.
  • 11 Je beschrijft hoe we onze voedselsystemen kunnen verduurzamen.
  • 12 Je legt maatregelen uit die bijdragen aan duurzaam gebruik van grondstoffen. 


Huiswerk : Maak par 9.4 opgave 55 t/m 66

Slide 18 - Slide

Huiswerk
Maak paragraaf 9.4 af

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Video

Een stad heeft zijn eigen microklimaat. In welke abiotische factoren verschilt de stad van de omgeving?
A
temperatuur, neerslag en fijnstof
B
temperatuur en fijnstof en plantengroei
C
temperatuur, fijnstof en vocht in de bodem
D
temperatuur, neerslag en vocht in de bodem

Slide 21 - Quiz

De duif komt veel voor in de stad. Ook ratten, muizen en meeuwen doen het goed in de stad. Wat staat er blijkbaar aan het begin van de 'voedselketens' in een stad?
A
aan het begin staat altijd een producent
B
in de stad zijn te weinig producenten, dus er is eigenlijk geen begin
C
aan het begin staat afval
D
het begin van de voedselketen ligt buiten de stad

Slide 22 - Quiz