Iedereen heeft
eigenschappen. Eigenschappen zijn kenmerken die bij jou passen (of: die jou
eigen zijn).
- Aangeboren eigenschappen = kenmerken die je hebt vanaf je geboorte.
- Aangeleerde eigenschappen = kenmerken die je tijdens je leven leert door opvoeding.
Voorbeeld aangeboren/aangeleerd
Spreken = aangeboren
Taal = aangeleerd
Opvoeding = alle regels en gewoonten die je leert van je ouders, je leraren en andere volwassenen.
Drie manieren waarop je kunt leren.
- Belonen en straffen: Als ik aan de cd-kast trek, krijg ik een tik op mijn vingers. Als ik mijn pap opeet, zegt mama 'goed zo'.
- Imitatie = nadoen: Papa vloekt als Ajax verliest en ik doe dat ook.
- Informatie krijgen: De docent laat mij inzien dat vooroordelen vaak niet waar zijn.