4.2 De stedelijke burgerij

4. 2 De stedelijke burgerij
1 / 31
next
Slide 1: Slide
GeschiedenisMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

This lesson contains 31 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

4. 2 De stedelijke burgerij

Slide 1 - Slide

Wat je na deze les weet/kunt
Uitleggen hoe de zelfstandigheid van steden toenam
Welke groepen er in de steden leefden
Hoe de vrijheid van Europeanen toenam

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Pest
Stadsbranden

Slide 9 - Slide

Jaarmarkt

Slide 10 - Slide

Burgerrecht kun je kopen
eis: jaar en 1 dag in stad wonen
Geestelijken en Joden waren ook beschermd door het stadsrecht

Slide 11 - Slide

Het stadsrecht was een privilege
Steden onderhandelden met de heer voor stadsrechten, deze moesten ze vaak kopen

Slide 12 - Slide

De machtigste burgers hadden burgerrecht en waren vaak kooplieden. Zij zaten vaak in de raad van schepenen. Zij bestuurden de stad vanuit het raadhuis, maakten regels, en spraken recht

Slide 13 - Slide

Burgerweeshuis
Ziekenhuis

Slide 14 - Slide

schutterij

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Video

Stedelijke rechtbank

Slide 17 - Slide

Schout & Schepenen
Baljuw (maar deze heeft een conflict gekregen met de graaf)

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Slide

Ontwikkelingen
Steden groeien dankzij ontwikkeling geldeconomie
Steden kopen stadrechten van heren/koningen
Adel wordt afhankelijk van steden voor geld en steun

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Slide

Ontwikkelingen
- Om te voorkomen dat teveel mensen naar de stad trokken schaften edelen de herendiensten af en andere onvrijheden
- Deze werden vervangen door geldbetalingen
- Dit stimuleerde commercieel denken boeren om overschotten te produceren en in de stad te verkopen

Slide 22 - Slide

Slide 23 - Slide

Rond het jaar 1000 groeiden de oogsten snel. Welke oorzaak had dat?
A
De boeren hadden geleerd het land te bemesten.
B
De boeren lieten hun kinderen meehelpen op het land.
C
Er kwamen steeds meer boeren, omdat de mensen in steden ook moesten eten
D
De boeren gebruikten betere werktuigen en wisten het land effectiever te bewerken

Slide 24 - Quiz

Welke gebieden waren het sterkst verstedelijkt?
A
Duitsland, Frankrijk en Vlaanderen
B
Duitsland en Luxemburg
C
Ze waren allemaal het zelfde
D
Vlaanderen, Holland en Noord-Italië

Slide 25 - Quiz

Van wie kreeg een stad, stadsrechten?
A
Magistraat
B
Schout
C
Burgemeester
D
Heer

Slide 26 - Quiz

Waarom zou een heer stadsrechten aan een stad verlenen?
A
Het gaf de heer aanzien als hij een grote stad in zijn gebied had
B
Hij wilde graag dat de mensen in zijn gebied een beter leven kregen.
C
Hij kreeg in ruil daarvoor belastingen en militaire steun

Slide 27 - Quiz

Burgers in de steden hadden zelf het bestuur en wetgeving van de stad in handen
A
waar
B
Niet waar

Slide 28 - Quiz

Hoe kwam het dat de opkomst van steden uiteindelijk de positie van de adel verzwakte?
A
Het feodale stelsel was gebaseerd op trouw en loyaliteit, door de geldeconomie werkte dit niet meer
B
De steden werden rijker en konden zo steeds meer vrijheden kopen, zo had de heer geen invloed meer
C
Steden werden rijk en konden zichzelf verdedigen, en hadden de bescherming van de heer niet nodig
D
zowel a, b als c

Slide 29 - Quiz

Waarom wilde de heer invloed blijven uitoefenen op het bestuur van de stad?
Welke zin hoort er NIET bij?
A
Een stad met stadsmuren en een eigen leger had veel macht.
B
Hij wilde belasting kunnen blijven innen.
C
Hij wilde zijn invloed op de steden vergroten.
D
Hij wild zijn eigen vertrouwelingen benoemen.

Slide 30 - Quiz

Het gilde controleert de kwaliteit en de prijs van de producten die de gildeleden maken.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 31 - Quiz