This lesson contains 40 slides, with interactive quizzes and text slides.
Items in this lesson
Slide 1 - Slide
Welke twee schildergroepen kun je onderscheiden binnen het realisme?
Slide 2 - Open question
Slide 3 - Slide
Noem drie kenmerken van de romantiek.
Slide 4 - Open question
Slide 5 - Slide
Welke soorten onderwerpen of thema’s waren zeer geliefd in de romantische schilderkunst?
Slide 6 - Open question
Slide 7 - Slide
Slide 8 - Slide
Het nieuwe bouwen in een oud jasje. Wat wordt hiermee bedoeld?
Slide 9 - Open question
Slide 10 - Slide
Wat wordt bedoeld met ingenieursbouw.
Slide 11 - Open question
Slide 12 - Slide
Welke uitvindingen hebben invloed gehad op het ontstaan van nieuwe stromingen in de tweede helft van de 19e eeuw?
Slide 13 - Open question
Slide 14 - Slide
Slide 15 - Slide
Wat is een Bohémien
Slide 16 - Open question
Slide 17 - Slide
Waarom is de natuur zo’n belangrijk onderwerp in de romantiek?
Slide 18 - Open question
Slide 19 - Slide
Wat betekend eclecticisme?
Slide 20 - Open question
Slide 21 - Slide
Wat wordt bedoeld met de Salon?
Slide 22 - Open question
Slide 23 - Slide
Ik kan geen engelen schilderen want ik heb ze nog nooit gezien. Is een uitspraak van de belangrijke realistische schilder Gustave Courbet. Wat bedoelde hij met deze uitspraak.
Slide 24 - Open question
Slide 25 - Slide
Waarom waren schilderijen als “de steen breker ´van Courbet, zo’n schok voor de gemeenschap?
Slide 26 - Open question
Slide 27 - Slide
Wat was zo revolutionair aan de bouw van Chrystal Palace.
Slide 28 - Open question
Slide 29 - Slide
Slide 30 - Slide
Dit schilderij kreeg van de officiële kritiek niet veel waardering. Wat was hun kritiek op het schilderij?
Slide 31 - Open question
Slide 32 - Slide
Noem zoveel mogelijk kenmerken die typisch zijn voor het Impressionisme.
Slide 33 - Open question
Slide 34 - Slide
Hoe komt het dat de impressionisten de voorkeur gaven aan het Plein air schilderen?
Slide 35 - Open question
Slide 36 - Slide
Pointillisme. De pointillisten bestudeerden de werking van kleur en kleurmenging. Welke ontdekking deden ze daarbij?