Herhaling 3H toetsweek

Herhaling 3H toetsweek
Schrijfvaardigheid

wederkerende werkwoorden, kloktijd, dagen van de week
1 / 31
next
Slide 1: Slide
SpaansMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 31 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Herhaling 3H toetsweek
Schrijfvaardigheid

wederkerende werkwoorden, kloktijd, dagen van de week

Slide 1 - Slide

Wat moet ik doen?

In TW1 moet je laten zien dat je iemands week kunt beschrijven.


  • met tegenwoordige tijd en de nabije toekomende tijd; dit kunnen meerdere dag(del)en zijn: dus heden en toekomst. 
  • kloktijd
  • wederkerende werkwoorden


Hoe moet ik dat doen?

Slide 2 - Slide

Wederkerende werkwoorden
zich wassen
zich scheren
zich vergissen
--> zich MOET erbij!
= wederkerend vnw

Slide 3 - Slide

Zich wassen = lavarse
- Se = zich
Een wederkerend werkwoord herken je aan -se

Slide 4 - Slide

Stap 1 
Je haalt se van het werkwoord af

--> dus lavarse wordt lavar

Slide 5 - Slide

Stap 2 
Normaal vervoegen zoals je al kunt. Dussss gewoon de presente!


Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Stap 3
We missen nog iets! 
lavarse
lavar = wassen
se = zich --> moeten we ook per persoon toevoegen
yo: me
tú: te 
él/ella/usted: se
nosotros: nos
vosotros: os
Ellos/ellas/ustedes: se

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

LET OP!
Niet alle wederkerende werkwoorden in het Nederlands, zijn ook wederkerend in het Spaans, en andersom.
Ejemplos:
llamarse = heten,                levantarse = opstaan

Slide 11 - Slide

acostarse
A
B

Slide 12 - Quiz

ducharse
A
B
C

Slide 13 - Quiz

Vul de juiste vervoeging in:

Yo siempre____(ducharse) a las ocho.
A
ducho
B
se ducho
C
me ducho
D
duchas

Slide 14 - Quiz

Vul de juiste vervoeging in:
Nosotros____(levantarse) a las siete y media.
A
levantamos
B
nos levantamos
C
levantáis
D
os levantamos

Slide 15 - Quiz

Vul de juiste vervoeging in:
¿A qué hora____(despertarse) Juan?

Slide 16 - Open question

Vul de juiste vervoeging in:
¿Como_________(llamarse) vosotros?

Slide 17 - Open question

Yo (levantarse)__ _____ me levanto a las 7.00 AM.

Slide 18 - Open question

¿Cómo (llamarse) __ _____ el profesor?

Slide 19 - Open question

¿Para dónde (irse, tú) __ _____?

Slide 20 - Open question

Nosotros (relajarse) __ _____ en la playa.

Slide 21 - Open question

Ik begrijp de wederkerende werkwoorden...
A
Muy bien
B
Bien
C
Regular
D
Mal

Slide 22 - Quiz

la hora - de kloktijden
de klok in het Spaans:

Slide 23 - Slide

In het Spaans, om de klok te lezen, noem je eerst de uren en daarna de minuten.
A
B
No

Slide 24 - Quiz

Om de klok te lezen, kun je ook "el" en "los" gebruiken i.p.v. "la" en "las".
A
B
No

Slide 25 - Quiz

Kloktijden:
Het is 12.00
A
Son las doce.
B
Son las dos
C
Son los dos.
D
Es mediodía.

Slide 26 - Quiz

Kloktijden
Het is 16.30
A
Son las cinco y media.
B
Son las cinco y medio.
C
Son las cuatro y media
D
Son las cuarto y medio

Slide 27 - Quiz

Kloktijden:
Het is 13.15
A
Son las una y cuarto
B
Es la una y cuarto
C
Es la una y cuatro
D
Son la una y cuarto

Slide 28 - Quiz

kloktijden:
het is 08.50 in de ochtend
A
Son las nueve y diez de la mañana
B
Son las nueve menos cinco de la mañana
C
Son las nueve menos diez de la mañana

Slide 29 - Quiz

welke dag is lunes?
A
dinsdag
B
woensdag
C
donderdag
D
maandag

Slide 30 - Quiz

De datum

Slide 31 - Slide