Herhaling lestoets

Herhaling lestoets
1 / 30
next
Slide 1: Slide
RekenenMBOStudiejaar 1,2

This lesson contains 30 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Herhaling lestoets

Slide 1 - Slide

3.1 rekenen met verhoudingen
Van breuk naar kommagetal
teller : noemer = kommagetal
Van breuk naar percentage %
teller : noemer x 100 = %
Geheel berekenen als je een deel weet
deel : teller x noemer = geheel

Slide 2 - Slide

Hoeveel mensen hebben volgens deze informatie op de VVD gestemd?




A
17,4 miljoen × 3/4 × 8/10 × 34/150 = 2.366.400 ≈ 2,37 miljoen
B
17,4 miljoen × 0,75 × 0,80 × 0,23 = 2.366.400 ≈ 2,37 miljoen
C
Geen idee

Slide 3 - Quiz

deel : teller x noemer = geheel
3/16 = 3
wat is het geheel?
A
3 : 3 x 16= 16
B
3 : 16 x 3 = 0,56

Slide 4 - Quiz

3.2 meetkundige begrippen

Slide 5 - Slide

Windrichting
Het vliegtuig van 
Janny maakt zich klaar om te gaan landen op Bonaire. 
Op dat moment staat er een wind die waait 
van Nordpunt richting het vliegveld.

Vliegtuigen kunnen niet landen met enige rugwind 
(wind van achteren).
In welke windrichting moet het vliegtuig landen?

Je kan 2 kanten op landen 
->   richting oosten
of
<- richting westen
De wind komt uit het zuid oosten,
 landen richting het oosten is dus niet mogelijk 

Slide 6 - Slide

3.3 Verhoudingen omrekenen

Slide 7 - Slide

Wat is de verhouding man:vrouw uit de stad onder de 21?
In een stad wordt een gamebeurs georganiseerd. De beurs trekt 1.600 bezoekers, waarvan 65% inwoner van de stad is. Van deze groep is 3/5 deel man, en van hen is een kwart onder de 21 jaar. Van de groep vrouwelijke bezoekers uit de stad is 1 op de 8 jonger dan 21.

1. Bereken eerst het aantal inwoners van de stad
2. Splits dit aantal in man-vrouw
3. Bereken man en vrouw onder de 21 jaar

man : 65%,  3/5 en 1/4
vrouw: 65%,  2/5 en 1/8

Slide 8 - Slide

Totaal 1600 bezoekers 1. Bereken eerst het aantal inwoners van de stad
2. Splits dit aantal in man-vrouw
3. Bereken man en vrouw onder de 21 jaar
man : 65%, 3/5 en 1/4
vrouw: 65%, 2/5 en 1/8

Slide 9 - Open question

Wat is de verhouding man:vrouw uit de stad onder de 21?
In een stad wordt een gamebeurs georganiseerd. De beurs trekt 1.600 bezoekers, waarvan 65% inwoner van de stad is. Van deze groep is 3/5 deel man, en van hen is een kwart onder de 21 jaar. Van de groep vrouwelijke bezoekers uit de stad is 1 op de 8 jonger dan 21.

Verhouding=
 man:vrouw 156:52
Maak deze verhouding zo klein mogelijk 
door te delen door hetzelfde getal
delen door 52
verhouding is 3:1 (op elke 3 mannen is er
 1 vrouw uit het dorp onder de 21 aanwezig)

Slide 10 - Slide

3.4 0mtrek: alle zijde bij elkaar opgeteld
Iris legt langs de rand van de hele
tuin een nieuwe border aan. 
De border (zwart gedeelte) is overal 
2 meter breed.
Wat is de omtrek van de tuin?

(haal aan elke buitenkant 2 m van af)

Slide 11 - Slide

3.4 0mtrek: alle zijde bij elkaar opgeteld
Iris legt langs de rand van de hele
tuin een nieuwe border aan. 
De border (zwart gedeelte) is overal 
2 meter breed.

Wat is de omtrek van de tuin?
4 + 4 + 1 + 3 + 3 + 1 = 16 M

Slide 12 - Slide

3.5 deel berekenen
Geheel x vermenigvuldigingsfactor= 
Vermenigvuldigingsfactor is het kommagetal van het percentage dat je wil berekenen

Percentage (%) berekenen:
Deel : geheel x 100 = .......%
Deel: verschil / rente/ verlies etc.
Geheel: 100% /oude bedrag

Slide 13 - Slide

Aantal volwassen vrouwen ( ♀) in Nederland in 2022:          7.349.437

Hoeveel volwassen vrouwen in Nederland roken niet meer? 
Rond af op een heel getal.
 

Welk percentage ga 
je berekenen?

Vrouwen die niet meer 
roken


Slide 14 - Slide

Aantal volwassen vrouwen ( ♀) in Nederland in 2022:          7.349.437

Hoeveel volwassen vrouwen in Nederland roken niet meer? 
Rond af op een heel getal.
 

Welk percentage ga 
je berekenen?

Slide 15 - Slide

Geheel x vermenigvuldigingsfactor

Aantal volwassen vrouwen ( ♀) in
Nederland in 2022: 7.349.437
Hoeveel volwassen vrouwen in
Nederland roken niet meer?
A
7.349.437 x 0,18
B
7.349.437 x 0,31
C
7.349.437 x 0,51
D
7.349.437 x 0,88

Slide 16 - Quiz

Aantal volwassen vrouwen ( ♀) in
Nederland in 2022: 7.349.437
Hoeveel volwassen vrouwen in
Nederland roken niet meer?
Afronden op heel getal

Slide 17 - Open question

Deel:geheelx100=....%
Bij deze berekeningen wordt uitgegaan van 13,91 miljoen 
mensen in Nederland die online bestellen.

5.842.000 mensen kopen zijn kleding online. 
Hoeveel procent van het totaal is dit? 
Rond af op een heel percentage.

Wat is het deel?
Wat is het geheel?
Ga je rekenen in miljoen of voluit geschreven?
1 miljoen = 1.000.000

Slide 18 - Slide

Bij deze berekeningen wordt uitgegaan van 13,91 miljoen
mensen in Nederland die online bestellen.
5.842.000 mensen kopen zijn kleding online.
Hoeveel procent van het totaal is dit?
Rond af op een heel percentage, alleen percentage invullen

Slide 19 - Open question

Deel:geheelx100=....%
Bij deze berekeningen wordt uitgegaan van 13,91 miljoen 
mensen in Nederland die online bestellen.

5.842.000 mensen kopen zijn kleding online. 
Hoeveel procent van het totaal is dit? 
Rond af op een heel percentage.

Wat is het deel?  5.842.000 of 5,842 miljoen  (delen door  1.000.000)
Wat is het geheel? 13.910.000 of 13,91 miljoen (keer 1.000.000)
Deel : geheel x 100   5,842 : 13,91 x 100 =41,99  afgerond 42%
1 miljoen = 1.000.000

Slide 20 - Slide

Amir had € 1345,25 op de bank staan en heeft € 13,46 aan rente ontvangen.
Eva had € 4234,82 op de bank staan en heeft € 17,80 aan rente ontvangen.
Charlie had € 8.622,50 op de bank staan en heeft € 64,67 aan rente ontvangen.
Welke bank heeft het hoogste rentepercentage?
Deel : geheel x 100 = ...% Deel= ontvangen rente / geheel= geld op de bank
A
Amir
B
Eva
C
Charlie

Slide 21 - Quiz

3.6 Oppervlakte
oppervlakte = lengte × breedte







Bij samengestelde figuren kun je het figuur in rechthoekige stukken verdelen. Van elk stuk reken je dan apart de oppervlakte uit. Daarna tel je de oppervlaktes van alle stukken bij elkaar op.

Slide 22 - Slide

Oppervlakte
Stef moet hoognodig zijn muur schilderen. Hij heeft niet veel geld om verf te kopen en besluit achter de schilderijen niet te schilderen. Van beide formaten hangen 2 schilderijen aan de muur. Dus in totaal 4 schilderijen.

Met 1 l verf kan hij 6 m2 muur schilderen. Rond af op 1 decimaal.
Hoeveel liter verf heeft Stef nodig?

1. Bereken de oppervlakte van de muur
2. Bereken de oppervlakte van de schilderijen
3. Haal de oppervlakte van de schilderijen van de muur af.
4. deel deze oppervlakte door het aantal m2 
dat je kan verven met 1 liter

Slide 23 - Slide

1. Bereken de oppervlakte van de muur
2. Bereken de oppervlakte van de schilderijen
3. Haal de oppervlakte van de schilderijen(x 2) van de muur af.
4. deel deze oppervlakte door het aantal m2
dat je kan verven met 1 liter

Slide 24 - Open question

3.7 Rekenen met korting
Percentage (%) berekenen:
Deel : geheel x 100 = .......%

deel= bedrag korting / prijsverschil
geheel = totaal bedrag

Slide 25 - Slide

Hoeveel % korting krijg je?

deel:geheelx100
Deel= kortingbedrag
A
5%
B
10%
C
15%
D
20%

Slide 26 - Quiz

Deel:geheelx100
deel = de korting
€103,50
Geheel= originele prijs
€690,00

103,5:690x100=15
antwoord 15%

Slide 27 - Slide

terug rekenen naar oorspronkelijk bedrag
Nieuwe bedrag : vermenigvuldigingsfactor = oorspronkelijke bedrag

Vermenigvuldigingsfactor= kommagetal van het percentage nieuwe bedrag

Slide 28 - Slide

Nieuwe bedrag : vermenigvuldigingsfactor = 
oorspronkelijke bedrag
Muziekwinkel Musistore heeft opheffingsuitverkoop.
Je koopt een drumstel met een 35%-kortingssticker. Daarna krijg je nog 12% extra korting.
Bij de kassa betaal je voor het drumstel € 421,60.
Hoeveel heb je in totaal bespaard?

 1.  Wat is het nieuwe bedrag?
2.  Hoeveel procent heb je betaald na de kassa korting?
3. Hoeveel procent heb je betaald na de 1ste korting?
4. Zet deze percentage om naar vermenigvuldigingsfactor
5. Deel het nieuwe bedrag door deze 2 vermenigvuldigingsfactor
6. Haal het oorspronkelijke bedrag af van het nieuwe bedrag, je hebt nu je besparing berekend


Slide 29 - Slide

1. Wat is het nieuwe bedrag? € 421,60.
2. Hoeveel procent heb je betaald na de kassa korting?
3. Hoeveel procent heb je betaald na de 1ste korting?
4. Zet deze percentage om naar vermenigvuldigingsfactor
5. Deel het nieuwe bedrag door deze 2 vermenigvuldigingsfactor
6. Haal het oorspronkelijke bedrag af van het nieuwe bedrag, je hebt nu je besparing berekend

Slide 30 - Open question