Argumenteren - hun hebben

Argumenten op basis van...
  • feiten
  • onderzoek of wetenschap
  • normen en waarden
  • vermoedens
  • geloof of overtuiging
  • gezag of autoriteit
  • nut
1 / 12
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 12 slides, with text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Argumenten op basis van...
  • feiten
  • onderzoek of wetenschap
  • normen en waarden
  • vermoedens
  • geloof of overtuiging
  • gezag of autoriteit
  • nut

Slide 1 - Slide

Argumenteren kun je leren
Welke typen standpunten zijn er?
Welke typen argumenten zijn er?

Slide 2 - Slide


argumentatie op basis van nut

Er moeten geen fietsers door de onderdoorgang van het Rijksmuseum gaan rijden.

Het leidt, zoals ook wel elders in de stad, alleen maar tot geschreeuw, zo niet erger en bevestigt dus bij toeristen dat Nederlanders vaak een nogal bot volkje vormen.

Slide 3 - Slide

Opdracht 4
Ik denk dat we in de nabije toekomst meer te maken gaan krijgen met kinderen die thuis zitten omdat ze op school niet te handhaven zijn.

Het lijkt mij dat er maar weinig docenten zullen zijn die zonder extra hulp deze kinderen de juiste aandacht kunnen geven.

argumentatie op basis van vermoeden


Slide 4 - Slide

Opdracht 5

Volwassenen gaan er ten onrechte van uit dat alle jongeren digitaal vaardig en competent zijn.


Uit diverse onderzoeken blijkt evenwel dat jongeren heel weinig van internet weten. 

 argumentatie op basis van wetenschap

Slide 5 - Slide

Opdracht 6
Het is niet zo mooi dat automobilisten binnenkort met 130 kilometer over de autosnelweg mogen rijden 

 Het aantal verkeersdoden zal stijgen met drie tot zeven personen per jaar. Jaarlijks gaat ook het aantal ernstig gewonden door de verhoging van de maximumsnelheid met 17 tot 34 personen omhoog, zo blijkt uit onderzoek van het ministerie van Infrastructuur en Milieu.

argumentatie op basis van feiten

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Video

Stap 1 - het standpunt
Noteer individueel de argumenten die je hoort.
Gebruik steekwoorden, het hoeft niet perfect te zijn.
Opdracht

Slide 9 - Slide

Stap 2
Vergelijk met je buurman/-vrouw de genoteerde argumenten. Mis je nog iets? 
Probeer de argumenten wat verder uit te schrijven, in hele zinnen.
Opdracht

Slide 10 - Slide

Groepjes!
Laura, Mabel, Stef, Christopher
Tom, Mark, Yasmee, Amke
Brit, Lotte, Rafael, Bowi
Jesse, Max, Mila, Julia K
Julia R, Milan, Lucas, Kim
Delano, Thom, Lois, Caren
Jaimy, Mirthe, Hugo, Linda
Emma, Lenn, Nynke, Dianthe

Slide 11 - Slide

Stap 3 - groepjes!
Vergelijk jullie argumenten, vul aan waar nodig.
Deel de argumenten nu in:
Welk argument is op basis van feit?
Welk argument is op basis van normen en waarden?
etc.
Opdracht

Slide 12 - Slide