Lees eerst de stellingen en luister daarna naar de opdracht. Geef aan of de stellingen juist of onjuist zijn
1. De docent is Chinees. juist / onjuist
2. De docent vindt haar leerlingen niet leuk. juist / onjuist
3. De docent is vandaag jarig. juist / onjuist
4. Morgen is het 28 maart. juist / onjuist