1. Mobiel in de telefoontas (op stil of uit).
2. Elke les: neem je spullen mee (zie benodigdheden)
3. Als ik praat, vertoon je luistergedrag (je kijkt naar de docent, je hebt niks in je handen en je bent stil).
4. Als je een vraag hebt of iets wilt vertellen, steek je je vinger op.
5. Je respecteert elkaar en elkaars spullen.
6. Je doet geen dingen bij een ander die je zelf ook niet leuk vindt.
Ben ik nog iets vergeten?