This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes and text slide.
Items in this lesson
oefentoets tijdvak ontdekkers en hervormers
Slide 1 - Slide
Waar begon de Renaissance?
Punaise
Slide 2 - Drag question
Wie was Maarten Luther?
A
Een katholiek, die kritiek had op het protestantse geloof
B
Een Paus
C
Een protestant, die kritiek had op het katholieke geloof
D
De koning van Spanje
Slide 3 - Quiz
Wat hoort NIET bij Karel V?
A
Hij was streng katholiek.
B
Hij voerde een centraal bestuur in de Nederlanden in.
C
Hij heerste over een groot rijk.
D
Hij was stadhouder.
Slide 4 - Quiz
Onderdeel van de middeleeuwen of de Renaissance?
Renaissance
Middeleeuwen
Slide 5 - Drag question
Tekst
Twee edellieden worden onthoofd. Willem van Oranje vlucht.
Karel V treed af. Hij leunt op Willem van Oranje.
Willem van Oranje en de watergeuzen verspreiden propaganda om de mensen van de Nederlanden achter zich te krijgen. Een voorbeeld hiervan is het Wilhelmus.
Willem van Oranje wordt vermoord door Balthasar Gerards.
Willem van Oranje wordt geboren in Duitsland in slot Dillenburg.
Slide 6 - Drag question
Wat is de tijd van de Ontdekkers en Hervormers?
A
1000 - 1500
B
1500 - 1600
C
500 - 1500
D
1600 - 1700
Slide 7 - Quiz
De Nederlandse opstand heeft drie duidelijke oorzaken. Noem een politiek, economische en godsdienstige oorzaak voor de opstand.
Slide 8 - Open question
Filosofie vraag: geef een antwoord waarin je jouw gedachten over de vraag uitlegt. "Is godsdienstvrijheid een recht of een luxe?"
Slide 9 - Open question
Wat doen Humanisten?
A
Ze bestuderen en vertalen teksten uit de Oudheid.
B
Ze veroordelen ketters.
C
Ze bestrijden de katholieke kerk met geweld.
D
Ze maken mooie kunstwerken
Slide 10 - Quiz
Wat is de Beeldenstorm?
A
het vernielen van beelden van protestante heiligen door katholieken
B
het stelen van beelden van katholieke heiligen door protestanten
C
het vernielen van beelden van katholieke heiligen door protestanten
D
het stelen van beelden van protestantse heiligen door katholieken
Slide 11 - Quiz
De Beeldenstorm was in?
A
1566
B
1568
C
1572
D
1576
Slide 12 - Quiz
Welk begrip hoort bij de omschrijving? 'Vertegenwoordiger van de vorst in een gewest'
Slide 13 - Open question
Welk begrip hoort bij de omschrijving? 'Hoogste macht in een staat'
Slide 14 - Open question
Welk begrip hoort bij de omschrijving? 'Calvinistische opstandeling in de Nederlanden tegen Filips II'
Slide 15 - Open question
Wat is de Renaissance?
A
Italiaans voor "middeleeuwen", dat woord ontstond in de 16e eeuw
B
Bloeiperiode van de kunst en wetenschap, waarbij ze terugkeken naar de Klassieke Oudheid.
C
Strijd tussen paus en keizer over wie de meeste macht in de wereld had.
D
De "nieuwe" tijd na de middeleeuwen, waarin men totaal nieuwe ontdekkingen deed.
Slide 16 - Quiz
Tijdvak 1: .... - 3000 v. Chr.
Tijdvak 2: 3.000 v. Chr - 500 na Chr.
Tijdvak 3: 500 - 1000
Tijdvak 4: 1000 - 1500
Tijdvak 5: 1500-1600
Tijdvak 6: 1600-1700
Tijdvak 7: 1700-1800
Tijdvak 8: 1800-1900
Tijdvak 9: 1900-1950
Tijdvak 10: 1950-nu
Grieken en Romeinen
Wereldoorlogen
Monniken en ridders
Regenten en vorsten
Jagers en boeren
Steden en staten
Televisie en computers
Burgers en stoommachines
Pruiken en revoluties
Ontdekkers en hervormers
Slide 17 - Drag question
Wie volgde Karel V op?
A
Willem van Oranje
B
Margaretha van Parma
C
De Hertog van Alva
D
Filips II
Slide 18 - Quiz
Calvijn
Maarten Luther
Karel V
Alva
Willem van Oranje
Filips II
Slide 19 - Drag question
Willem van Oranje was:
A
koning der Nederlanden
B
stadhouder van Holland Zeeland en Utrecht
C
de zoon van Karel V
D
vermoord door Filips II
Slide 20 - Quiz
Door wie werd Willem van Oranje vermoord?
A
De Hertog van Alva
B
Margaretha van Parma
C
Balthazar Boma
D
Balthazar Gerards
Slide 21 - Quiz
Bij het vak geschiedenis heb je 4 soorten onderzoeksvragen.
1. Beschrijvende vragen: gebruik je als meer wilt weten over een situatie of verschijnsel in het verleden.
2. Verklarende vragen: gebruik je als je wilt uitleggen waardoor dingen gebeurd zijn.
3. Vergelijkende vragen: gebruik je als je overeenkomsten en verschillen van een situatie of verschijnsel wilt weten.
4. Waarderende vragen: gebruik je om te onderzoeken wat jij ergens van vindt.
Beschrijvende vraag
Verklarende vraag
Vergelijkende vraag
Waarderende vraag
Waarom is de zin 'de koning van Hispanje heb ik altijd eëerd ' te vinden in ons volkslied?
Welke verschillen in manier van oorlog voeren zijn aan te wijzen tussen de 80-jarige oorlog en de Tweede Wereldoorlog?
Wie geeft de beloning van 25.000 gouden kronen aan Balthasar Gerards als hij Willem van Oranje vermoord?
Welke mening heeft de Spaanse koning Filips II over het Nederlandse volk en de cultuur?