This lesson contains 46 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 50 min
Items in this lesson
Argumenteren
Alle stof tot nu toe
Slide 1 - Slide
Standpunt en argument
Standpunt, want argument.
Argument, dus standpunt.
Slide 2 - Slide
Ouderen die ouder zijn dan 80 jaar zouden niet meer mogen stemmen. (Het gaat ten slotte niet over hun toekomst.)
A
Standpunt
B
Argument
Slide 3 - Quiz
(Davina Michelle zou de beste inzending voor het songfestival zijn.) Met haar nummers geeft ze echt kippenvel.
A
Standpunt
B
Argument
Slide 4 - Quiz
Je kan bijna overal je bankzaken regelen. [Daarom is de smartphone onmisbaar]. Het deel tussen [ ] is een:
A
Standpunt
B
Argument
Slide 5 - Quiz
De smartphone is onmisbaar, [omdat veel jongeren zich ongelukkig voelen zonder smartphone]. Het deel tussen [ ] is een:
A
Standpunt
B
Argument
Slide 6 - Quiz
Omdat het beter is voor het milieu, [moet je zoveel mogelijk met het openbaar vervoer reizen]. Het deel tussen [ ] is een:
A
Standpunt
B
Argument
Slide 7 - Quiz
Tegenargument of weerlegging?
Tegenargument gaat tegen het standpunt in.
Weerlegging gaat tegen een argument in.
Slide 8 - Slide
We moeten meer investeren in windenergie. Het zorgt niet voor milieuvervuiling. Ze hoeven het uitzicht niet te verpesten, (want ze kunnen ook ver in zee geplaatst worden.)
A
Tegenargument
B
Weerlegging
Slide 9 - Quiz
De opwarming van de aarde is een goeie ontwikkeling. Daardoor kunnen we vaker in eigen land op zonvakantie. De kans op huidkanker is groter in de zon, (maar als je je vaak genoeg insmeert, is er niets aan de hand.)
A
Weerlegging
B
Tegenargument
Slide 10 - Quiz
Snackbar Van Deuren is het beste, [want je betaalt maar een euro voor een bakje patat].
Het deel tussen [ ] is een:
A
Argument
B
Standpunt
C
Weerlegging
D
Tegenargument
Slide 11 - Quiz
[Zijn familie is groot], want hij bestaat uit honderd mensen. De meeste families bestaan immers uit vijftig mensen. Het deel tussen [ ] is een:
A
Argument
B
Standpunt
C
Weerlegging
D
Tegenargument
Slide 12 - Quiz
[Een kroket is niet echt ongezond], maar de korst neemt veel bakvet op en die is minder gezond. Die bevat namelijk een paneerlaag met veel transvetzuren. Het deel tussen [ ] is een:
A
Argument
B
Standpunt
C
Weerlegging
D
Tegenargument
Slide 13 - Quiz
'Ik zou alle lampen in het huis vervangen door LED-verlichting, dat is goedkoper.' ['Ja, maar het licht is echt lelijk.'] Het deel tussen [ ] is een:
A
Argument
B
Standpunt
C
Tegenargument
D
Weerlegging
Slide 14 - Quiz
. Dat is een goed orkest, want ze spelen een moeilijk muziekstuk. Ze spelen immers een stuk van Bach.’ [‘Niet elk muziekstuk van Bach is moeilijk.’] Het deel tussen [ ] is een:
A
Argument
B
Standpunt
C
Weerlegging
D
Tegenargument
Slide 15 - Quiz
Feitelijk of waarderend?
Feitelijk: je kunt het checken.
Waarderend: gebaseerd op (bijvoorbeeld) een mening.
Slide 16 - Slide
Je kunt bijna overal je bankzaken regelen. Daarom is de smartphone onmisbaar. Het argument is:
A
Feitelijk
B
Waarderend
Slide 17 - Quiz
De smartphone is onmisbaar, omdat veel jongeren zich ongelukkig voelen zonder smartphone. Het argument is:
A
Feitelijk
B
Waarderend
Slide 18 - Quiz
We zouden een CKV-excursie naar Amsterdam moeten organiseren. Daar kun je veel verschillende musea bezoeken. Het argument is:
A
Feitelijk
B
Waarderend
Slide 19 - Quiz
(Het Louvre is het mooiste museum van Europa): waar anders vind je zoveel bijzondere kunst?
A
Feitelijk
B
Waarderend
Slide 20 - Quiz
In het hoger onderwijs moet je bijna altijd een afstudeerscriptie schrijven.
A
Feitelijk
B
Waarderend
Slide 21 - Quiz
Argumentatiestructuren
Enkelvoudige argumentatie
Nevenschikkende argumentatie (afhankelijk en onafhankelijk)
Onderschikkende argumentatie
Slide 22 - Slide
Argumentatiestructuren
Slide 23 - Slide
Welke argumentatiestructuur? Dat was geen leuk festival. De hoofdact kwam niet opdagen, want het vliegtuig had vertraging.
A
Enkelvoudige argumentatie
B
Onderschikkende argumentatie
C
Nevenschikkende argumentatie
Slide 24 - Quiz
Welke argumentatiestructuur? Dat was geen leuk festival. De hoofdact kwam niet opdagen.
A
Enkelvoudige argumentatie
B
Onderschikkende argumentatie
C
Nevenschikkende argumentatie
Slide 25 - Quiz
Welke argumentatiestructuur? Dat was geen leuk festival. De hoofdact kwam niet opdagen, het regende onafgebroken, een flesje water kostte wel 5 euro en de podia stonden te dicht bij elkaar.
A
Enkelvoudige argumentatie
B
Onderschikkende argumentatie
C
Nevenschikkende argumentatie
Slide 26 - Quiz
Het Nederlands verloedert, want kinderen gebruiken alleen nog maar Engelse woorden als spam, cool en chill.
A
Enkelvoudige argumentatie
B
Onderschikkende argumentatie
C
Nevenschikkende argumentatie
Slide 27 - Quiz
Leerlingen moeten onder begeleiding op school hun huiswerk maken. Dan leren ze goed samen te werken. Ook zullen leerlingen dan hogere cijfers halen.
A
Enkelvoudige argumentatie
B
Onderschikkende argumentatie
C
Nevenschikkende argumentatie
Slide 28 - Quiz
Leerlingen moeten onder begeleiding op school hun huiswerk kunnen maken, want dan zullen ze hogere cijfers halen. Ze kunnen namelijk hulp krijgen wanneer ze vastlopen.
A
Enkelvoudig
B
Onderschikkend
C
Nevenschikkend
Slide 29 - Quiz
Verzwegen argument
Geeft aan hoe standpunt en argument samenhangen.
Het verzwegen argument wordt niet genoemd, maar speelt wel een rol in de argumentatie.
Je formuleert het verzwegen argument als volgt:
Als ... (argument), dan ... (standpunt).
Slide 30 - Slide
De verfilming van Cats is een historische flop, want de film trok nauwelijks bezoekers.
Slide 31 - Open question
Je zou direct een nieuwe laptop moeten aanschaffen, die van jou kan niet eens meer een filmpje afspelen!
Slide 32 - Open question
Kinderen die slecht zijn opgevoed horen niet in mijn klas. Uit onderzoek blijkt dat zeven van de tien kinderen slechts opgevoed worden. Ruim de helft van mijn leerlingen hoort niet in mijn klas
Slide 33 - Open question
Deze familie leeft helaas al zeven jaar van de bijstand. Volgens het gezegde volgen na zeven vette jaren zeven magere jaren. Dan zal de familie het binnenkort wel beter krijgen
Slide 34 - Open question
Die vriend van jou zal wel gemakkelijk rijk willen worden. Hij voetbalt immers in het zevende team van Zwaluwen Vooruit. Alle voetballers zijn mensen die gemakkelijk rijk willen worden.
Slide 35 - Open question
Argumentatieschema's
Argumentatieschema's geven het verband tussen een standpunt en een argument weer.
Er zijn zes verschillende argumentatieschema's.
Slide 36 - Slide
Het eindexamen Nederlands was veel te moeilijk. Vraag 6 ging bijvoorbeeld helemaal niet over de leerstof.
A
Argumentatie op basis van doel-middelrelatie
B
Argumentatie op basis van kenmerken
C
Argumentatie op basis van vergelijking
D
Argumentatie op basis van voorbeelden
Slide 37 - Quiz
Het verhogen van de prijs van vlees is beter voor het milieu. Mensen zullen dan minder snel kiezen voor een biefstukje.
A
Argumentatie op basis van doel-middelrelatie
B
Argumentatie op basis van voorbeelden
C
Argumentatie op basis van kenmerken
D
Argumentatie op basis van voor- en nadelen
Slide 38 - Quiz
Computergames kunnen een slechte invloed hebben op studieresultaten. Kijk maar naar mijn broertje: door de games komt hij niet meer aan zijn huiswerk toe.
A
Voorbeeld
B
Oorzaak-gevolg
C
Vergelijking
D
Kenmerken
Slide 39 - Quiz
Volgens Johan Cruijff moest Ajax meer investeren in jonge voetballers. Daarom is de jeugdopleiding van de club grondig aangepakt.
A
Voor- en nadelen
B
Voorbeelden
C
Vergelijking
D
Autoriteit
Slide 40 - Quiz
Waarom moet ik een briefje halen? Isabelle was vorige les ook te laat en zij hoefde geen briefje te halen.
A
Vergelijking
B
Kenmerken
C
Oorzaak-gevolg
D
Autoriteit
Slide 41 - Quiz
Deze supermarkt vindt omzet belangrijker dan dierenleed, want het merendeel van het kippenvlees in de schappen is afkomstig van plofkippen.
A
Oorzaak-gevolg
B
Vergelijking
C
Voorbeelden
D
Kenmerken
Slide 42 - Quiz
Drogredenen
Foutieve argumentatie.
Soms als een 'trucje'.
Twaalf verschillende drogredenen.
Slide 43 - Slide
Wie niet met mij is, die is tegen mij.
A
Bespelen van het publiek
B
Vertekenen van het standpunt
C
Cirkelredenering
D
Vals dilemma
Slide 44 - Quiz
Vaccinatie bij kinderen is nutteloos. Dat zegt de strenggelovige burgemeester van Staphorst ook.
A
Ontduiken van de bewijslast
B
Foutief beroep op autoriteit
C
Overhaaste generalisatie
D
Verkeerde vergelijking
Slide 45 - Quiz
Met welk onderdeel wil jij nog extra oefenen? Dat mag ook leesvaardigheid zijn!