woordenschat 3BB herhaling 2BB

tegenkomen
ook
zorgen voor 
samen 
bedenken
aantreffen
bovendien
veroorzaken
onderling 
verzinnen
1 / 18
next
Slide 1: Drag question
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 3

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes.

time-iconLesson duration is: 20 min

Items in this lesson

tegenkomen
ook
zorgen voor 
samen 
bedenken
aantreffen
bovendien
veroorzaken
onderling 
verzinnen

Slide 1 - Drag question

Wat betekent 'vrijwillig'?
A
Omdat het moet
B
Dat je vrij bent
C
Keuzevrijheid
D
Uit vrije wil

Slide 2 - Quiz

minder worden
niet te gebruiken
niet zeker
op het laatst
van vroeger
aanvankelijk
beslist
geschikt
huidig
toenemen

Slide 3 - Drag question

Waar kun je 'aan de voet van' staan?
A
een bos
B
een berg
C
een stad
D
een vliegtuig

Slide 4 - Quiz

Wat betekent 'het spits afbijten' ?
A
het puntje van een ijsje afbijten
B
dat je de top bereikt hebt
C
dat je als eerste begint
D
dat je gaat winnen

Slide 5 - Quiz

Wat wordt bedoeld met 'stalen zenuwen hebben'?
A
niet bang zijn
B
een goede conditie hebben
C
dat je een operatie hebt gehad
D
boos worden

Slide 6 - Quiz

Welk zelfstandig naamwoord kun je maken van 'experimenteren'?
A
geëxperimenteerd
B
experimentele
C
experiment

Slide 7 - Quiz

Wat betekent 'in de gaten hebben'?
A
Dat de bal in het doel zit
B
doorhebben
C
doormaken
D
meekijken

Slide 8 - Quiz

Een voorvoegsel plak je voor een woord, maar heeft zelf geen betekenis.
A
waar
B
niet waar

Slide 9 - Quiz

In het woord 'onnauwkeurig' zit een voorvoegsel.
A
waar
B
niet waar

Slide 10 - Quiz

Het woord 'miscommunicatie' betekent: verkeerde communicatie
A
waar
B
niet waar

Slide 11 - Quiz

'wan' is een voorvoegsel, bijvoorbeeld in het woord 'wangedrag'.
A
waar
B
niet waar

Slide 12 - Quiz

In het woord 'waardeloos' verandert de betekenis van het woord 'waarde' door het achtervoegsel 'loos'.
A
waar
B
niet waar

Slide 13 - Quiz

Wat betekent 'smaakvol'?

Slide 14 - Open question

Noem twee voorbeelden van achtervoegsels

Slide 15 - Open question

Wat is een samenstelling?

Slide 16 - Open question

Welk deel van een samenstelling is het belangrijkst?
A
Het eerste deel
B
Het laatste deel

Slide 17 - Quiz

Geef een voorbeeld van een samenstelling.

Slide 18 - Open question