This lesson contains 13 slides, with interactive quizzes and text slide.
Items in this lesson
H6 Wat doet de overheid?
Slide 1 - Slide
Hoe noemen we iemand die voor de overheid werkt?
A
Minister
B
Ambtenaar
C
Collectieve arbeider
D
Tweede kamer lid
Slide 2 - Quiz
Wie horen er tot de regering?
A
Koning
B
Ministers
C
Koning en minister
D
Ministers en tweede kamer
Slide 3 - Quiz
Gemeente
Provincie
Rijksoverheid
Zorgt voor de veiligheid in ons land
Bepaald in welke gemeente mag uitbreiden.
Is verantwoordelijk voor de jeugdzorg
Slide 4 - Drag question
Dat je in Bergen op zoom veel winkels hebt is een voorbeeld van een collectieve voorziening?
A
Juist
B
Onjuist
Slide 5 - Quiz
Als iemand geen werk heeft, maar wel graag wilt werken heeft recht op welke uitkering?
A
AOW
B
WIA
C
WW
D
ABW
Slide 6 - Quiz
Particuliere sector
Collectieve sector
Bestaat uit burgers en bedrijven
Mag geen winst maken
Een kippenboerderij
Docent van Curio Pomona
Slide 7 - Drag question
Alleen mensen in loondienst (werken voor een baas) betalen inkomstenbelasting?
A
Juist
B
Onjuist
Slide 8 - Quiz
Stelling 1: Op eten en drinken zit het 21% BTW tarief? Stelling 2: Accijns zit op producten die slecht voor jou of je omgeving zijn zoals benzine en tabak
A
Alleen stelling 1 is juist
B
Alleen stelling 2 is juist
C
Beide stellingen zijn juist
D
Beide stellingen zijn onjuist
Slide 9 - Quiz
Troonrede
Rijksbegroting
Dit wordt geschreven door de minister president en voorgelezen door de koning
Hierin staan de plannen van de regering
Hierin staan de verwachte inkomsten en uitgaven van het Rijk
Slide 10 - Drag question
Wanneer de overheid meer geld ontvangt dan het uitgeeft noemen we een ....
A
Begrotingstekort
B
Begrotingsoverschot
Slide 11 - Quiz
De overheid ontvangt 402 miljard euro aan belastingen en 850 miljoen euro aan boetes. Hoeveel heeft de overheid totaal ontvangen. Noteer je antwoord in miljoenen euro's. Gebruik geen euro teken of leestekens in je antwoord.
Slide 12 - Open question
De overheid geeft 50 miljard euro uit aan onderwijs. Er zitten totaal 2,5 miljoen kinderen op school. Hoeveel geeft de overheid per kind uit aan onderwijs? Noteer je antwoord zonder euro en rond af op een heel getal.