1 In België worden drie talen gesproken: Nederlands, Frans en Duits.
(Er komt een opsomming. Dan gebruik je een dubbele punt)
2 Hoewel we op tijd vertrokken zijn, kwamen we net op tijd op Schiphol aan.
(Tussen twee persoonsvormen plaats je een komma!)
3 De straat is afgezet, want door de storm is een boom omgewaaid.
(Voor een voegwoord (Want/omdat/maar etc) moet een komma)
4 Jimmy, hoeveel fouten mag je eigenlijk hebben in je theorie-examen?
(Plaats een komma als er bij het voorlezen een duidelijke pauze hoorbaar is.)