Paragraaf 4.3 (2)

• Natuurkunde
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 3

Paragraaf 4.3 (2)

Planning en leerdoelen.

- Bespreken HW 4.1 t/m 4.3 (zelf nakijken 10 minuten). 

- Korte herhaling.

- Oefenen met paragraaf 4.3 

Quiz en open vraag.

Welke symbool hoort bij de grootheid afstand?

1. s
2. v
3. a
4. t

Welk symbool hoort bij de grootheid snelheid?

1. s
2. v
3. a
4. t

Welk symbool hoort bij de grootheid versnelling?

1. s
2. v
3. a
4. t

Wat weet je van de beweging als a een negatief getal is?

1. dan heeft het een constante snelheid
2. dan staat het stil
3. dan vertraagt het
4. dan versnelt het

Wat is de eenheid van kracht

1. kg
2. g
3. N
4. m/s2

Wat weet je van Fres als een voorwerp stilstaat?

1. deze is 0N
2. deze is in de bewegingsrichting
3. deze is tegen de bewegingsrichting in
4. dit kun je niet weten

Wat weet je van Fres als een voorwerp een constante snelheid heeft?

1. deze is 0N
2. Deze is in de bewegingsrichting
3. deze is tegen de bewegingsrichting in
4. dit kun je niet weten

Wat weet je van Fres als een voorwerp versnelt?

1. deze is 0N
2. deze is in de bewegingsrichting
3. deze is tegen de bewegingsrichting in
4. dit kun je niet weten

Wat weet je van Fres als een voorwerp vertraagt?

1. deze is 0N
2. deze is in de bewegingsrichting
3. deze is tegen de bewegingsrichting in
4. dit kun je niet weten

Welke formule hoort bij de tweede wet van Newton

1. v = s: t
2. s = v * t
3. a = v: t
4. F = m * a

Fietser met massa 80 kg. Bereken de nettokracht op de fietser. Zie voor verdere gegevens v-t diagram op het bord.

Proefje

Werk in twee tallen.

Maak een filmpje (slowmotion) van een vallend voorwerp.

Film een meetlat mee (bijvoorbeeld de lengte van de persoon die het voorwerp loslaat).

Je weet dus de hoogte, uit het filmpje kun je de valtijd bepalen.

Bereken nu de gemiddelde snelheid tijdens de val.

De eindsnelheid is 2 x zo groot als de gemiddelde snelheid.

Bereken nu de versnelling.