4T Writing lesson 2

Writing II - Formal Letter
1 / 45
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

This lesson contains 45 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Writing II - Formal Letter

Slide 1 - Slide

Today:
  • Writing II - A formal letter
  • How to write a formal letter
  • Useful phrases

Slide 2 - Slide

Formal letter:
When writing to someone you don't know... For example:
  • Letter of complaint
  • Application Letter
  • Proposal

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Eigen adres eerst dus. Wat volgt daarna?
A
Het land
B
Het adres van de ontvanger
C
De aanhef
D
De datum

Slide 5 - Quiz

Welk begin van een zakelijke brief is juist?
De brief wordt vanuit NL naar Engeland gestuurd.
A
Homberg 33 6573 HM Wijchen The Netherlands
B
Susan Doyle Homberg 33 6573 Wijchen The Netherlands
C
41 Woodbury Drive Sutton, SM2 5RA United Kingdom
D
Millennium Au Pairs 41 Woodbury Drive Sutton, SM2 5RA United Kingdom

Slide 6 - Quiz

Slide 7 - Slide

Wat moet de aanhef zijn als je de ontvanger NIET kent?
A
Dear Mr/Ms/Mrs,
B
Dear Mr/Mrs,
C
Dear Sir/Madam,
D
Dear sir/madam,

Slide 8 - Quiz

Stel je schrijft de brief naar een vrouw die Lucy Smith heet, wat wordt dan de aanhef?
A
Dear Mrs Smith,
B
Dear Miss Smith,
C
Dear Lucy,
D
Dear Mrs. Smith,

Slide 9 - Quiz

Yes of no: Mag je in een formele brief afkortingen zoals I'm gebruiken?
A
Yes
B
No

Slide 10 - Quiz

Yes or no: moet je na elke alinea een witregel gebruiken?
A
Yes
B
No

Slide 11 - Quiz

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

Tip #1
Lees de opdracht zorgvuldig door voordat je begint. 

Slide 16 - Slide

Tip #2
Check of er een leestekst bij de opdracht zit. Zo ja? Lees deze eerst door. 

Slide 17 - Slide

Tip #3
Plan je alinea indeling voordat je begint met schrijven. 

Slide 18 - Slide

Tip #4
Houd je tijd in de gaten.

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Slide

A

Gebruik je als het woord erachter met een medeklinkerklank begint

A book
A house
A unicorn 
(uitspraak  = junicorn)
An

Gebruik je als het woord erachter met een klinkerklank begint

An apple
An umbrella
An hour
(uitspraak = our)

Slide 21 - Slide

... ear
A
A
B
An

Slide 22 - Quiz

... house
A
A
B
An

Slide 23 - Quiz

... uniform
A
A
B
An

Slide 24 - Quiz

... hour
A
A
B
An

Slide 25 - Quiz

there vs. they're vs. their

Slide 26 - Slide

Look over...
A
their
B
they're
C
there

Slide 27 - Quiz

That's not ... bikes.

A
there
B
they're
C
their

Slide 28 - Quiz

..... not here.

A
there
B
they're
C
their

Slide 29 - Quiz

____ house is over ____.
A
There, their
B
They're, there
C
Their, they're
D
Their, there

Slide 30 - Quiz

I can't believe ____ leaving ____ bike ____!
A
their, there, they're
B
they're, there, their
C
they're, their, there
D
there, their, they're

Slide 31 - Quiz

your vs. you're

Slide 32 - Slide

.... teacher is very nice!
A
Your
B
You're

Slide 33 - Quiz

_____ all very nice students!
A
Your
B
You're

Slide 34 - Quiz

By doing this quiz, ____ practicing ____ English.
A
your, your
B
your, you're
C
you're, your
D
you're, you're

Slide 35 - Quiz

Word order

Slide 36 - Slide

Word order

Slide 37 - Slide

Adverbs of frequency

(Woorden die aangeven hoe vaak iemand iets doet)

Slide 38 - Slide

Adverbs of frequency
Adverbs of frequency

Slide 39 - Slide

Waar staan adverbs of frequency?
You always walk to school             -> komt voor het werkwoord

I am sometimes late for school  -> komt na het werkwoord to be

I have never walked to school    -> komt voor het laatste w.w.

Slide 40 - Slide

Put in the right word order:
I / dinner / at / weekend / cook / sometimes / the.

Slide 41 - Open question

Put in the right word order:
often / I / go / swimming.

Slide 42 - Open question

the North Pole / cold / it / is / at / always.

Slide 43 - Open question

Opdracht om in te leveren
Do writing assignment 4 in your reader
Hand it in next lesson

Slide 44 - Slide

Slide 45 - Slide