Een klant vraagt de weg naar een plaats in het gebouw. (vb. toiletten, wachtruimte, bureau van een collega). Je wijst de weg naar deze plaats.
Slide 2 - Slide
Een klant vraagt of een collega beschikbaar is. Je vraagt om even te wachten en belt intussen de collega.
De collega is beschikbaar en je wijst de weg naar het bureau van de collega.
Slide 3 - Slide
Een klant vraagt of een collega beschikbaar is. De collega is niet beschikbaar.
Je noteert de gegevens van de klant (naam, voornaam, telefoonnummer en mailadres) en geeft door dat je aan je collega zal vragen om terug te bellen. Zorg dat je de gegevens correct noteert (vraag om te spellen en herhaal nadien wat je genoteerd hebt).
Slide 4 - Slide
Een klant heeft een afspraak. Je belt je collega en die zal de klant over een kwartiertje komen halen.
Je wijst de weg naar de wachtzaal en biedt de klant een drankje aan tijdens het wachten en geef de wifi-code.
Slide 5 - Slide
Een klant meldt zich aan bij het onthaal. Je vraagt de naam van de klant en maakt een badge aan voor de klant. Je vraagt hiervoor de identiteitskaart van de klant. Je legt uit dat de badge zichtbaar moet zijn tijdens het bezoek.
Slide 6 - Slide
Er staat een lange rij klanten aan je onthaal. Je laat weten aan de klant dat ze een ticket moeten nemen.
Slide 7 - Slide
Een klant komt aan het onthaal en vraagt de weg met het openbaar vervoer naar het dichtstbijzijnde station. Je legt dit uit. Maak eventueel een plannetje om dit correct te doen.
Slide 8 - Slide
Een klant vraagt waar er een goed restaurant is in de buurt. Je legt uit waar er een goed restaurant is en legt uit hoe je naar dat restaurant gaat en noteert het adres van het restaurant op een blaadje.
Slide 9 - Slide
De postbode komt een aangetekende zending brengen. Je vraagt of je moet ondertekenen.
Slide 10 - Slide
Een klant komt aan het onthaal en zegt dat hij zijn paraplu kwijt is. Hij vraagt of die bij de verloren voorwerpen ligt. Je vraagt om de paraplu te beschrijven. Je kijkt even na en geeft de paraplu terug.
Slide 11 - Slide
Een klant komt aan het onthaal en wil bij je collega langsgaan. Je laat weten dat de kantoren momenteel niet open zijn en legt uit wat de openingstijden van de kantoren zijn.
Slide 12 - Slide
Een klant wil weten waar hij kan parkeren en of de parking gratis of betalend is. Je legt dit uit.