Grammatica H5

Grammatica H5
benodigdheden: laptop
1 / 24
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Grammatica H5
benodigdheden: laptop

Slide 1 - Slide

Wat gaan we doen?
-Uitleg H5: bedrijvende en lijdende vorm

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

doelen H5
-Ik kan het verschil tussen een bedrijvende en een lijdende vorm herkennen en benoemen.

Slide 6 - Slide

bedrijvende vorm vs lijdende vorm

Slide 7 - Slide

bedrijvende vorm
Het onderwerp van de zin in de bedrijvende vorm is actief (voert de handeling uit).

De man koopt een computer.
De docent kijkt de toetsen na.
De leerling maakt zijn huiswerk.

Slide 8 - Slide

lijdende vorm
Het onderwerp van de zin in de bedrijvende vorm is passief (ondergaat de handeling).

De computer wordt door de man gekocht.
De toetsen worden door docent nagekeken.
Het huiswerk wordt door de leerling gemaakt.

Slide 9 - Slide

Vanavond wordt het oud papier opgehaald.
A
bedrijvend
B
lijdend

Slide 10 - Quiz

Zet onderstaande zin in de lijdende vorm:

De hovenier snoeit de bomen.

Slide 11 - Open question

-bedrijvende vorm
-lijdende vorm

Slide 12 - Slide

lastige woorden: die/dat
1 aanwijzend voornaamwoord
   -> je kunt de die/dat vervangen door deze/dit
   -> je kunt het 'aanwijzen'

   Je kunt die kastanjes van dat jongetje opeten.

Slide 13 - Slide

lastige woorden: die/dat
2 betrekkelijk voornaamwoord
   -> je kunt de die/dat  niet vervangen door deze/dit
   -> die/dat verwijst naar een antecedent

  Het jongetje dat daar staat, heeft kastanjes gevonden.

Slide 14 - Slide

lastige woorden: wie/wat
1 betrekkelijk voornaamwoord
   -> verwijst terug naar een antecedent
    Je hoeft niet alles wat je leest te onthouden.

2 vragend voornaamwoord
   -> verwijst niet terug naar een antecedent
        Ellen weet allang wie ze uit gaat nodigen voor haar feest.

Slide 15 - Slide

lastige woorden: wie/wat
3 telwoord
    -> wie/wat kun je vervangen door 'een beetje'
         In de koelkast ligt wat fruit voor jullie.

4 onbepaald voornaamwoord
   -> wie/wat kun je vervangen door 'iets'
         Nemen jullie morgen allemaal wat mee?

Slide 16 - Slide

Als je die advertentie moet geloven, is de laptop supersnel.
A
aanwijzend voornaamwoord
B
betrekkelijk voornaamwoord
C
vragend voornaamwoord
D
onbepaald voornaamwoord

Slide 17 - Quiz

Heb jij al wat voor Fleur gekocht?
A
aanwijzend voornaamwoord
B
betrekkelijk voornaamwoord
C
vragend voornaamwoord
D
onbepaald voornaamwoord

Slide 18 - Quiz

Het telefoonhoesje dat Timon graag wilde hebben, is uitverkocht.
A
aanwijzend voornaamwoord
B
betrekkelijk voornaamwoord
C
vragend voornaamwoord
D
onbepaald voornaamwoord

Slide 19 - Quiz

Weet jij wie er naar het schoolfeest gaan?
A
aanwijzend voornaamwoord
B
betrekkelijk voornaamwoord
C
vragend voornaamwoord
D
onbepaald voornaamwoord

Slide 20 - Quiz

-die/dat
-wie/wat

Slide 21 - Slide

Pluim van de week
Welke docent verdient een lockdownpluim?

Slide 22 - Slide

Waarom verdient mevrouw Mulder
een pluim?

Slide 23 - Open question

En nu?
1) zelfstandig verder werken aan project Grammatica (tekst + 
    opdrachten uitwerken)
2) Test jezelf: opdracht 1 en 2 van alle onderdelen

3) Wees bereikbaar tijdens mentorles!
4) Cijferanalyse, tevredenheidsonderzoek

Slide 24 - Slide