R: Ik weet wat machten, kwadraten, grondgetallen en exponenten zijnen in welke volgorde ik een berekening moet uitvoeren
T1: Ik kan machtsverheffen en ik kan berekeningen in de juiste volgorde uitvoeren
T2: Ik kan het grondgetal of de exponentenbepalen in berekeningen met machten en ik kan een berekening kloppend maken door haakjes op de juiste plek te plaatsen
I: Ik kan uitleggen wanneer een macht met een negatief grondtal positief is