NN6 V3 - Lezen H3 (1)

Welkom 3J!
Ga alvast zitten en leg je spullen op de hoek van de tafel:
  • Nieuw Nederlands + schrift
  • leesboek
  • plenda 
1 / 28
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Welkom 3J!
Ga alvast zitten en leg je spullen op de hoek van de tafel:
  • Nieuw Nederlands + schrift
  • leesboek
  • plenda 

Slide 1 - Slide

Welkom 3K! 
Ga alvast zitten volgens de plattegrond en leg je spullen op de hoek van de tafel:
  • Nieuw Nederlands + schrift
  • plenda 

Slide 2 - Slide

Pak je leesboek en ga lekker lezen!
timer
15:00

Slide 3 - Slide

Deze les
Lezen H3: Argumentatie (1)

Aan het eind van de les:
  • kun je onderscheid maken tussen standpunt en argument;
  • kun je onderscheid maken tussen feitelijke en waarderende argumenten;
  • kun je een argumentatie weergeven in een blokjesschema.

Slide 4 - Slide

Huiswerk V3K
Vrijdag 18 november:
Lezen H3: opdr. 1, 2, 4, 5

Woensdag 23 november:
Toets Lezen H1-3






Slide 5 - Slide

Huiswerk V3J
Vrijdag 18 november:
Lezen H3: opdr. 1, 2, 4, 5

Donderdag 24 november:
Toets Lezen H1-3



Slide 6 - Slide

H3 Lezen - Argumentatie (1)

De schrijver van een overtuigende tekst wil de lezer overtuigen van zijn standpunt of mening. Hij onderbouwt zijn standpunt: hij legt met argumenten uit waarom hij dat standpunt heeft.

Standpunt + argument noemen we een argumentatiestructuur.

Standpunt: Pizza is mijn lievelingseten.
Argument 1: ?
Argument 2: ?


Slide 7 - Slide

H3 Lezen - Argumentatie (1)

Er zijn twee soorten argumenten: 
  • feitelijke (objectieve) argumenten; 
  • waarderende (subjectieve) argumenten.

Slide 8 - Slide

H3 Lezen - Argumentatie (1)

Feitelijke argumenten:
  • deze argumenten kun je controleren; 
  • deze argumenten zijn waar of niet waar. 

Voorbeeld:
De iPhone 11 kun je het beste bij Tele2 kopen. Daar is hij volgens iPhone Deals het goedkoopst.

!
Wat is het standpunt en wat is het argument? Kun je dit argument controleren?

Slide 9 - Slide

H3 Lezen - Argumentatie (1)

Waarderende argumenten: 
  • deze argumenten kun je niet controleren;
  • over deze argumenten kun je van mening verschillen.

Voorbeeld:
Iemand die steelt van zijn baas moet een taakstraf krijgen. Je gaat toch niet stelen als je vindt dat je te weinig verdient?!

!
Wat is het standpunt en wat is het argument? Kun je dit argument controleren?

Slide 10 - Slide

H3 Lezen - Argumentatie (1)

Er zijn twee soorten argumenten: 
  • feitelijke argumenten; 
  • waarderende argumenten.

Let goed op: Een feitelijk argument hoeft niet waar te zijn. Het gaat erom dat de spreker het claimt als een feit. Een waarderende uitspraak geeft aan of iets onwenselijk, goed of slecht, mooi of lelijk is. Er zit een waardering in.

Slide 11 - Slide

H3 Lezen - Argumentatie (1)

Klimaatverandering ontstaat niet door de mens, het is gewoon de loop der dingen. Wetenschappelijk onderzoek geeft namelijk aan dat de mens geen invloed heeft op het klimaat.

  • Wat is het standpunt en wat zijn de argumenten? 
  • Kun je het argument controleren? 

Slide 12 - Slide

OPDRACHT
Pak je boek, een schrift en een pen. We maken samen opdr. 1.

Slide 13 - Slide

H3 Lezen - Argumentatie (1)

Een schrijver kan zijn standpunt met één of meer argumenten onderbouwen. Er zijn verschillende argumentatiestructuren:
  • enkelvoudige argumentatie;
  • nevenschikkende argumentatie;
  • onderschikkende argumentatie;
  • onder- en nevenschikkende argumentatie.

Slide 14 - Slide

H3 Lezen - Argumentatie (1)

Enkelvoudige argumentatie: een schrijver onderbouwt zijn mening met een argument. 

                                               mening
                                                     ↑
                                             argument

Zij moet de opvolgster worden van onze coach, want zij heeft al veel ervaring.

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

H3 Lezen - Argumentatie (1)

Nevenschikkende argumentatie: een schrijver gebruikt meer argumenten om zijn mening kracht bij te zetten.

                                          mening
                                               ↑
                      argument 1 ↔ argument 2

Die vrouw moet aangenomen worden als kleuterleidster. Ze heeft veel ervaring (1) en ze kan goed met kinderen omgaan (2).

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

H3 Lezen - Argumentatie (1)

Onderschikkende argumentatie: een schrijver kan een argument onderbouwen met een ondersteunend argument. Oftewel: het ene argument ondersteunt een ander argument.

                                 mening
                                      ↑
                               argument
                                       ↑
                               argument

Je moet minder patat met frikadellen eten.
Dit kost je veel geld in de week en je komt al niet uit met je zakgeld.

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Slide

H3 Lezen - Argumentatie (1)

Als een schrijver één of meer argumenten met een nevenschikkende argumentatie ondersteunt, is er sprake van onder- en nevenschikkende argumentatie. 

Slide 21 - Slide

Extra uitleg
Op de volgende slide vind je een filmpje. Deze kun je bekijken als je graag wat extra uitleg wilt. Let op: de meervoudige argumentatie hoef je (nog) niet te kennen.

Slide 22 - Slide

Slide 23 - Video

Zet onderstaande kenmerken bij het juiste begrip.
standpunt
waarderend argument
nevenschikkend argument
Je kunt er maar moeilijk door ademen.
Ik vind dat mondkapjes niet terug moeten komen.
Het is niet wetenschappelijk bewezen dat ze voldoende bescherming bieden.

Slide 24 - Drag question

Zet onderstaande kenmerken bij het juiste begrip.
standpunt
onderschikkend argument
feitelijk argument
waarderend argument
Ze zijn alleen bezig met zichzelf aan de macht te houden
Dit is slecht voor het ecosysteem
De regering moet meer doen voor een beter milieu
Als ze niet drastischer ingrijpen, dan zullen veel diersoorten uitsterven

Slide 25 - Drag question

Opdracht deze les
Lees de tekst. Markeer signaalwoorden, moeilijke woorden, etc. 
Maak zelfstandig Lezen H3: opdr. 1, 2, 4, 5.

De eerste tien minuten werk je zelfstandig. Daarna mag je zachtjes overleggen met degene naast je. 

Klaar? 
Maak een samenvatting van de theorie van De Brug
 + Lezen H1, H2
timer
15:00

Slide 26 - Slide

Huiswerk V3K
Vrijdag 18 november:
Lezen H3: opdr. 1, 2, 4, 5

Woensdag 23 november:
Toets Lezen H1-3






Slide 27 - Slide

Huiswerk V3J
Vrijdag 18 november:
Lezen H3: opdr. 1, 2, 4, 5

Donderdag 24 november:
Toets Lezen H1-3



Slide 28 - Slide