Geschiedenis - Begrijpend lezen | Van toen tot nu - Informatiedragers

Hoe zit dat?
1 / 13
next
Slide 1: Slide
Begrijpend lezenGeschiedenisBasisschoolGroep 5-8

This lesson contains 13 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 40 min

Items in this lesson

Hoe zit dat?

Slide 1 - Slide

Ik kan voorbeelden van informatiedragers noemen.

Ik kan een tijdlijn maken van informatiedragers door de
eeuwen heen.

Slide 2 - Slide

Bespreek deze vragen met je maatje:

Wat valt je op aan de vorm, de kopjes, de titel en de plaatjes?
Wat is dit voor tekst?
Hoe ga je deze tekst lezen?
Waar denk je dat het over zal gaan, waarom denk je dat?
Wat weet je er al van?
Bekijk de tekst, maar lees hem nog niet. 

Slide 3 - Slide

Heb je vragen als je naar de tekst kijkt? 
 Schrijf je vragen op een post-it (één vraag per blaadje) en plak ze op de
vragenmuur.

Slide 4 - Slide

We lezen de tekst eerst een keertje helemaal.

Slide 5 - Slide

Woordenschat:
informatiedragers, ladingen, online, cloud,
externe, harde schijf, bestanden, op te slaan (opslaan),
grotschilderingen, het schrift, oermensen, knappe
koppen, achterhalen, oertijd.





De leerkracht doet het voor.

Slide 6 - Slide

40.000 voor Christus
Oermensen maakten grotschilderingen.
Nu nog steeds zichtbaar.
Leert ons over het leven in de oertijd.
We gebruiken het treinschema als een tijdlijn!
De leerkracht doet het voor.

Slide 7 - Slide

Woordenschat:
oertijd, zogenoemde, kleitabletten,
karakters, graveren, vervolgens, dankzij, trucje, behoren,
archief, papyrus, stengels, repen, dwars, goedje, tada,
inkt.





We doen het samen.

Slide 8 - Slide

Tekstgerichte vragen:
Wat zijn informatiedragers?
Hoe werd papyrus gemaakt?
Is een floppy een goede informatiedrager voor een werkstuk van 61 A4’tjes met getypte tekst?

Wat is de grootste verandering door de eeuwen heen van informatiedragers?
Je wilt de teksten voor je spreekbeurt bewaren. Welke informatiedrager uit de tekst kies je en waarom?
Ontwerp een nieuwe informatiedrager voor de toekomst die én lang meegaat én veel informatie kan opslaan. Hoe ziet jouw uitvinding eruit en welke eigenschappen heeft het?







Lees met je maatje de rest van de tekst en vat per alinea samen in het treinschema.
Maak daarna de vragen.

Slide 9 - Slide

Toetsvraag:
Wat wordt er in de tekst bedoeld met: '...de eerste papierfabrikant ter wereld is de wesp!’?
A) De wesp maakte een soort karton door bamboe te gebruiken.
B) De wesp gebruikte speeksel om plantenvezels te mengen en een soort karton te maken.
C) De wesp bouwde een nest van een soort karton.
D) De wesp was de eerste die een soort karton ontdekte.

Slide 10 - Slide

Wat heb je deze les geleerd?

Slide 11 - Slide

Heb je nieuwe vragen gekregen? Schrijf deze op post-its en hang ze op de vragenmuur.
Heb je antwoorden gekregen op je vragen?

Slide 12 - Slide

Tot de 
volgende keer!

Slide 13 - Slide