Het werkt namelijk zoals in het Nederlands:
werkwoord “gaan” (In het Frans: “aller”) in de présent + heel werkwoord Bij voorbeeld:
Je vais manger -> Ik ga eten
Tu vas parler -> jij gaat praten
Il va dessiner -> hij gaat tekenen
Nous allons voyager -> wij gaan reizen
Vous allez faire du vélo -> jullie gaan fietsen/ u gaat fietsen
Ils/elles vont cuisiner -> zij gaan koken