Afsluiten H 4 met quiz/test Starten H 5: waarom zou je werken????
1 / 22
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4
This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes and text slides.
Items in this lesson
Vandaag:
Afsluiten H 4 met quiz/test Starten H 5: waarom zou je werken????
Slide 1 - Slide
vorige les:
Presentaties: wat hebben we in de verschillende paragrafen kunnen leren?j Nu: testen !
Slide 2 - Slide
Quiz...
Pak je huiswerk erbij
Slide 3 - Slide
T1: Welke omschrijving past het beste bij de bedrijfskolom?
A
De bewerkingen aan een product van grondstof tot eindproduct
B
Het maken van goederen, of het leveren van diensten
C
Het aanschaffen van kapitaalgoederen, machines en computers, voor de productie
D
De bedrijven die voorkomen op de productieweg van een bepaald product
Slide 4 - Quiz
T3: een trui heeft een verkoopprijs van € 3, inclusief 19% btw. Wat is de verkoopprijs exclusief btw?
A
€ 3,57
B
€ 2,43
C
€ 2,52
D
€ 3,47
Slide 5 - Quiz
T4: welke van de volgende twee stellingen is/zijn juist? I. Een groothandel verkoopt alleen aan consumenten II. Een groothandel is een dienstverlenend bedrijf
A
geen van beide
B
alleen I
C
Alleen II
D
beide
Slide 6 - Quiz
Welke van de volgende stellingen is juist? I. Hout is een productiefactor II. Mechanisering is een vorm van automatisering
A
geen van beide
B
alleen I
C
alleen II
D
beide
Slide 7 - Quiz
T6: welke van onderstaande is een voorbeeld van automatisering?
A
De inzet van een tractor op het land
B
Het online verkopen van boeken
C
Het vervoer van goederen per spoor
D
Produceren met machines
Slide 8 - Quiz
T7: zet deze bedrijven in goede volgorde: van meest kapitaalintensief naar minst kapitaalintensief: autofabriek, bakkerij, drukkerij, kapper
A
kapper, bakkerij, drukkerij, autofabriek
B
drukkerij, autofabriek, bakkerij, kapper
C
autofabriek, bakkerij, drukkerij, kapper
D
autofabriek, drukkerij, bakkerij, kapper
Slide 9 - Quiz
T8: de arbeidsproductiviteit is de laatste 60 jaar erg toegenomen dankzij
A
mechanisatie
B
automatisering
C
mechanisatie en automatisering
D
meer arbeiders
Slide 10 - Quiz
verhoging van de arbeidsproductiviteit betekent:
A
meer productie per jaar
B
duurdere productie
C
meer productie per arbeider per jaar
D
meer productie door betere machines
Slide 11 - Quiz
t9: wat bereken je met de formule afzet x prijs?
A
omzet
B
toegevoegde waarde
C
netto winst
D
bruto winst
Slide 12 - Quiz
T10: Welke van onderstaande stellingen is juist? a. als je veel verlies maakt ga je failliet b. de huur van het pand en de loonkosten zijn bedrijfskosten c. de inkoopwaarde is voor de winstberekening niet belangrijk
A
A, B en C
B
A en B
C
Alleen A en C
D
B en C
Slide 13 - Quiz
T11: een bedrijf gaat failliet als
A
de kosten hoger blijven dan de omzet
B
er een lening wordt gesloten bij de bank
C
de winsten steeds kleiner worden
D
het twee maanden verliesgevend is
Slide 14 - Quiz
T12: Wat zijn bedrijfskosten
A
inkoopwaarde van de grondstoffen
B
kosten van milieuvervuiling
C
kosten die de ondernemer moet maken, zoals huur, loon en reclame
D
maatschappelijke kosten
Slide 15 - Quiz
Hoe bereken je de netto winst?
A
Omzet - bedrijfskosten
B
bruto winst - bedrijfskosten
C
Omzet - bruto winst
D
omzet - bruto winst - bedrijfskosten
Slide 16 - Quiz
T14: Welke van de volgende stellingen is juist? I. maatschappelijke kosten worden niet door de vervuiler betaald II. alle grondstoffen raken een keer op
A
geen van beide
B
alleen I
C
alleen II
D
beide
Slide 17 - Quiz
T15: wat zijn twee voordelen van recyclen?
A
de afvalberg wordt kleiner
B
er worden minder grondstoffen gebruik
C
Hergebruik leidt tot goedkopere producten
D
plastic tasjes worden niet meer gebruikt
Slide 18 - Quiz
nog vragen over H 3?
Slide 19 - Slide
H 4: waarom zou je werken?
Slide 20 - Slide
Waarom werken?
Slide 21 - Mind map
Aan de slag!
Maak de startopdracht op blz. 103: - bedenk een beroep dat je leuk vindt - waarom lijkt je dat een leuk beroep? - wat lijkt je niet leuk aan dat beroep? Maak vragen 1-3 + R1 op blz. 103