This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes and text slide.
Items in this lesson
Tijdvak 3 en Tijdvak 4
Slide 1 - Slide
A
Tijdvak 2
B
Tijdvak 3
C
Tijdvak 5
D
Tijdvak 1
Slide 2 - Quiz
Welk begrip hoort niet thuis in tijdvak 3
A
feodale stelsel
B
hofstelsel
C
centralisatie
D
horigheid
Slide 3 - Quiz
Bij welk tijdvak hoort het kenmerkende aspect "De ontwikkeling van het jodendom en het christendom als eerste monotheïstische godsdiensten"?
A
Tijdvak 1
B
Tijdvak 2
C
Tijdvak 3
D
Tijdvak 4
Slide 4 - Quiz
Bij welk tijdvak hoort het kenmerkende aspect "Het ontstaan en de verspreiding van de Islam"?
A
Tijdvak 1
B
Tijdvak 2
C
Tijdvak 3
D
Tijdvak 4
Slide 5 - Quiz
Bij welk tijdvak hoort het kenmerkende aspect "De opkomst van de stedelijke burgerij en de toenemende zelfstandigheid van steden"?
A
Tijdvak 2
B
Tijdvak 3
C
Tijdvak 4
D
Tijdvak 5
Slide 6 - Quiz
Bij welk tijdvak hoort het kenmerkende aspect "De opkomst van de stedelijke burgerij en de toenemende zelfstandigheid van steden"?
A
Tijdvak 2
B
Tijdvak 3
C
Tijdvak 4
D
Tijdvak 5
Slide 7 - Quiz
Tijdvak 3 is de tijd van
A
Ridders en monniken
B
Steden en staten
C
Grieken en Romeinen
D
Ontstaan van steden
Slide 8 - Quiz
Tijdvak 3: monniken en ridders. Hoe heette stelsel van heren, boeren en herendiensten?
A
stadstelsel
B
hofstelsel
C
belastingstelsel
D
boerenstelsel
Slide 9 - Quiz
Het begin van staatsvorming en centralisatie hoort in tijdvak 3?
A
Waar
B
Niet waar
Slide 10 - Quiz
Tijdvak 3 is de periode ….
A
500-1000
B
1500-1600
C
1000-1500
D
3000 v.C. - 500 n.C.
Slide 11 - Quiz
Is de verspreiding en het ontstaan van de Islam in tijdvak 3 gebeurd?
A
Waar
B
Niet waar
Slide 12 - Quiz
Hoe worden tijdvak 3 en 4 samen ook wel genoemd?
A
De oudheid.
B
De vroegmoderne tijd.
C
De prehistorie.
D
De middeleeuwen.
Slide 13 - Quiz
Welk KA uit tijdvak 3 hoort hierbij?
A
De vrijwel volledige vervanging in West-Europa van de agrarisch-urbane cultuur door een
zelfvoorzienende agrarische cultuur, georganiseerd via hofstelsel en horigheid
B
Het ontstaan van feodale verhoudingen in het bestuur
C
De verspreiding van het christendom in geheel Europa.
D
Het ontstaan en de verspreiding van de islam.
Slide 14 - Quiz
Vraag 14: wat voor contact hadden moslims en christenen in tijdvak 3?
A
Ze hadden vaak ruzie, iedereen wou Jeruzalem besturen. De christenen gingen op kruistocht.
B
Ze werkten samen om Karel de Grote te verslaan.
C
Ze hadden geen contact met elkaar.
D
Ze handelden met elkaar, moslims verkochten specerijen in ruil voor goud en zilver aan de christenen.
Slide 15 - Quiz
Aan het eind van tijdvak 3 ontstond het feodaal stelsel. Waarom zorgde het feodaal stelsel voor een machtsafname van de koning(en)?
A
Er werd te veel belasting geheven.
B
De koning moest veel oorlogen voeren.
C
De koning verloor controle over de leenmannen.
D
De Vikingen verwoestten vele leengebieden.
Slide 16 - Quiz
In tijdvak 3 gaat West-Europa van een landbouwstedelijke samenleving naar een …..
A
Industriële samenleving
B
Landbouwsamenleving
C
Sedentaire levenswijze
D
Informatiesamenleving
Slide 17 - Quiz
Wat is geen kenmerkend aspect van tijdvak 3 (500-1000 n Chr.)?
A
De verspreiding van het christendom in geheel Europa
B
Het ontstaan van feodale verhoudingen in het bestuur
C
De opkomst van handel en ambacht die de basis legde voor het herleven van een agrarisch-urbane samenleving