This lesson contains 30 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.
Items in this lesson
Test je kennis
WERK
Slide 1 - Slide
Je netwerk zijn alle mensen met wie je contact hebt.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 2 - Quiz
Wat is een vacature?
A
Een openstaande baan.
B
Een ontslagbrief.
C
Een loonsverhoging.
D
Een beroepskeuzetest.
Slide 3 - Quiz
Wat is solliciteren?
A
Reageren op een openstaande baan waarvoor men iemand zoekt.
B
Afzien van de mogelijkheid om een promotie te krijgen.
C
Als zzp-er werken.
D
Ontslag nemen.
Slide 4 - Quiz
Wanneer is iemand werkloos?
A
Als een persoon in deeltijd werkt.
B
Als een persoon een 0-uur contract heeft.
C
Als een persoon geen betaalde baan heeft.
D
Als een persoon op zoek is naar een baan.
Slide 5 - Quiz
Bekijk dit fragment
en beantwoorden daarna de vragen hierover
Slide 6 - Slide
Slide 7 - Video
Hoe komt het dat Peter uit het fragment werkloos is?
A
Doordat hij zijn baan heeft opgezegd.
B
Doordat hij een andere baan heeft gevonden
C
Doordat hij is ontslagen in de bouw.
D
Doordat hij liever een uitkering wil.
Slide 8 - Quiz
Hoe lang is Peter al werkloos?
A
1 maand
B
3 maanden
C
6 maanden.
D
8 maanden.
Slide 9 - Quiz
Wat is Peters bron van inkomen nu dat hij werkloos is?
A
Een pensioen.
B
Een uitkering.
C
Een gift.
D
Een spaarpot
Slide 10 - Quiz
Waar moet Peter zich inschrijven om in aanmerking te komen voor een uitkering?
A
Bij een uitzendbureau.
B
Bij de regering.
C
Bij de oude werkgever.
D
Bij het UWV-Werkbedrijf.
Slide 11 - Quiz
Wat staat NIET in een vacature?
A
Informatie over je laatste baan.
B
Welke opleiding je moet hebben.
C
Welke type werk je gaat doen.
D
Welk brutoloon je gaat verdienen.
Slide 12 - Quiz
Een voordeel van wit werken is ...
A
Ik kan een hypotheek afsluiten.
B
Ik betaal geen belastingen.
C
Ik mag niemand vertellen dat ik een baan heb.
D
Ik krijg een boete als ik door de arbeidsinspectie aan het werk betrapt word.
Slide 13 - Quiz
Wat hoort NIET bij zwartwerken?
A
illegaal
B
geen premies en belasting
C
geen rechten
D
arbeids-
overeenkomst
Slide 14 - Quiz
Een voordeel van zwartwerken is …………..
A
Ik betaal belastingen aan de overheid.
B
Ik heb recht op ziektegeld als ik ziek ben.
C
Ik neem al het geld waarvoor ik heb gewerkt mee naar huis.
D
Ik kan een hypotheek voor het kopen van een huis aanvragen.
Slide 15 - Quiz
Wat staat er NIET in een arbeidscontract?
A
Je functie
B
Je loon
C
Je werktijden
D
Je werkervaring
Slide 16 - Quiz
Een arbeidsovereenkomst is hetzelfde als een arbeidscontract.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 17 - Quiz
Voor wie telt de cao?
A
leden van de bond
B
heel Nederland
C
niemand
D
voor alle werknemers
Slide 18 - Quiz
Wat is niet WAAR?
A
Vakantiedagen zijn geregeld in de cao
B
Iedereen heeft een cao
C
Je baas moet zich houden aan de cao
D
Op www.cao.nl staan de cao's
Slide 19 - Quiz
CAO en Arbeidscontract zijn hetzelfde
A
Waar
B
Niet waar
Slide 20 - Quiz
Zowel in de CAO als in een arbeidscontract staat hoeveel vakantiedagen je hebt.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 21 - Quiz
In welk voorbeeld is er sprake van werk?
A
Rick gaat het plafond van zijn slaapkamer witten
B
Deborah speelt in het derde team van volleybalclub Smash
C
John repareert zijn scooter
D
Grace maakt een kantoorpand schoon
Slide 22 - Quiz
Zijn de uitspraken juist of onjuist? 1. Voor de meeste mensen is geld de belangrijkste reden om te werken. 2. Sommige dingen kun je doen als werk én voor je plezier.
A
beide juist
B
beide onjuist
C
1 is juist, 2 is onjuist
D
1 is onjuist, 2 is juist
Slide 23 - Quiz
Lobke werkt als nagelstyliste. Ze heeft twee grote dromen: een eigen studio en in haar vak kampioen van Nederland worden. Lobke werkt vooral voor de:
A
eerste levensbehoeften
B
behoefte aan veiligheid en zekerheid
C
behoefte om erbij te horen
D
behoefte om zichzelf te ontwikkelen
Slide 24 - Quiz
Welke uitspraak over het minimumloon is juist? Het minimumloon is:
A
het laagste loon in een bedrijf
B
het loon dat je minimaal moet ontvangen als je werkt
C
het loon na belastingen en premies
D
een ander woord voor de bijstand
Slide 25 - Quiz
Prinses Amalia heeft haar maatschappelijke positie te danken aan haar:
A
talent
B
afkomst
C
macht
D
kennis
Slide 26 - Quiz
Hoelang is meestal de opzegtermijn van iemand die werkt?
A
1 a 2 maanden
B
6 maanden
C
1 week
D
1 jaar
Slide 27 - Quiz
Wat is een verzorgingsstaat?
A
Een land waar genoeg ziekenhuizen beschikbaar zijn voor de burgers
B
Alle maatregelen die ervoor zorgen dat burgers hun basisbehoeften kunnen vervullen
C
Het overzicht van de kosten van alle uitkeringen voor werkenden en niet-werkenden
D
Een land waar de overheid de burgers helpt als dat nodig is
Slide 28 - Quiz
Een secretaresse (25) wordt na drie jaar ontslagen. Ze heeft recht op een ................... Welk woord is weggelaten?