werkwoordspelling 1 vwo

Wat is de stam van het werkwoord beloven?
1 / 14
next
Slide 1: Open question
NederlandsMiddelbare school

This lesson contains 14 slides, with interactive quizzes.

Items in this lesson

Wat is de stam van het werkwoord beloven?

Slide 1 - Open question

Geven is een
A
zwak werkwoord
B
sterk werkwoord

Slide 2 - Quiz

Fietsen is een
A
zwak werkwoord
B
sterk werkwoord

Slide 3 - Quiz

Om het 't kofschip goed te gebruiken, kijk je naar de laatste letter van de
A
ik-vorm
B
stam

Slide 4 - Quiz

voor het spellen van de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd gebruik je 't ex-fokschaap
A
waar
B
niet waar

Slide 5 - Quiz


Casper (branden) zijn vingers gisteren
A
brande
B
brandde
C
brandden
D
branden

Slide 6 - Quiz


Maar iedereen heeft weleens (falen)
A
gefaald
B
gefaalt
C
gefalen

Slide 7 - Quiz

Ook Marle en Noa hebben (beloven)
A
belooft
B
beloovt
C
beloofd
D
beloovd

Slide 8 - Quiz


(vinden) je deze les ook zo leuk?
A
vin
B
vint
C
vindt
D
vind

Slide 9 - Quiz

Heeft iedereen zijn naam op Julius' schoenen (vermelden)?
A
vermeld
B
vermelt
C
vermeldt

Slide 10 - Quiz

Mevrouw Jansen (zetten) die van haar er gisteren nog op
A
zet
B
zetten
C
zette
D
zat

Slide 11 - Quiz

Maar ze zijn daarvoor flink (straffen).
A
gestraft
B
gestrafd
C
gestrafft
D
gestraffd

Slide 12 - Quiz

En nu (gebeuren) het gelukkig niet meer.
A
gebeurt
B
gebeurd
C
gebeurdt

Slide 13 - Quiz

En anders is het corveeën ook weer zo (gebeuren)
A
gebeurt
B
gebeurd
C
gebeurdt

Slide 14 - Quiz