HC China 3.3.2

• Geschiedenis
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 5

   Welkom!

Herhaling 3.3

1) In de eerste helft van de jaren vijftig vonden er op het Chinese platteland grootscheepse landhervormingscampagnes en showprocessen plaats. 

Noteer twee kenmerkende aspecten die hier bij passen. Leg uit waarom.

2) Zet in de juiste chronologische volgorde.

A) 4 Meibeweging

B) Eerste Vijfjarenplan

C) Grote Sprong Voorwaarts

D) Republiek China uitgeroepen

E) Volksrepubliek opgericht

Programma

• Herhaling 3.2
• Leerdoelen 3.3
• Uitleg HC China 3.3 leerdoel 4-6
• Opdracht/ Weektaak 
• Afsluiting

3.3 De Volksrepubliek China

31 De industriële revolutie die (in de westerse wereld) de basis legde voor een industriële samenleving.*

37 De rol van moderne propaganda- en communicatiemiddelen en vormen van massaorganisatie.*

38 Het in praktijk brengen van de totalitaire ideologieën communisme en fascisme/nationaalsocialisme.*

45 De verdeling van de wereld in twee ideologische blokken in de greep van een wapenwedloop en de daaruit voortvloeiende dreiging van een atoomoorlog.

46 De dekolonisatie die een eind maakte aan de westerse hegemonie in de wereld.

48 De toenemende westerse welvaart die vanaf de jaren zestig van de twintigste eeuw aanleiding gaf tot ingrijpende sociaal-culturele veranderingsprocessen.

Leerdoelen 3.3

4) Ik kan de Culturele Revolutie beschrijven en verklaren. Ook kan ik de oorzaken en gevolgen ervan benoemen.

5) Ik kan beschrijven wat de Vier Moderniseringen van Deng Xiaoping voor China betekenden.

6) Ik kan verklaren waardoor China aan het begin van de eenentwintigste eeuw uitgroeide tot een economische en politieke wereldmacht.

Leerdoelen 3.3

4) Ik kan de Culturele Revolutie beschrijven en verklaren. Ook kan ik de oorzaken en gevolgen ervan benoemen.

5) Ik kan beschrijven wat de Vier Moderniseringen van Deng Xiaoping voor China betekenden.

6) Ik kan verklaren waardoor China aan het begin van de eenentwintigste eeuw uitgroeide tot een economische en politieke wereldmacht.

Aan de slag

- Wat? Vragen stellen/ met weektaak aan de slag

> Maak opdr. 3-11 en 13

- Hoe? Alleen en in stilte.

- Hulp? Docent.

- Klaar? Herhaal stof of werk leerdoelen uit.