Wk 28 en 29: Tijd en snelheid

Tijd en Snelheid
1F deel B
1 / 94
next
Slide 1: Slide
WiskundeMBOVoortgezet speciaal onderwijsLeerroute 3Studiejaar 1

This lesson contains 94 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Tijd en Snelheid
1F deel B

Slide 1 - Slide

Terugblik vorige week
Inhoud:
  • Je weet wat de inhoud van een figuur is.
  • Je kunt inhoudsmaten in elkaar omrekenen.
  • Je kunt de inhoud aflezen van een maatbeker.
  • Je kunt van een balk de inhoud berekenen met de formule.

Slide 2 - Slide

Leerdoelen deze week
  • Je kent de eenheden van tijd.
  • Je kunt een analoge klok aflezen.
  • Je kunt een digitale klok aflezen.
  • Je kunt analoge tijd omzetten in digitale tijd en andersom.
  • Je kunt werken met een jaar- en maandkalender.
  • Je kunt eenheden van tijd in elkaar omzetten. 

Slide 3 - Slide

Tijd
Tijd geeft aan hoe laat het is, hoe lang iets duurt of wanneer iets gebeurt. Tijd opgeschreven met een eenheid.

Belangrijke eenheden voor tijd zijn uur, minuut en seconde. Deze eenheden gebruik je om aan te geven hoe laat het is of hoe lang iets duurt.

Slide 4 - Slide

Kies de eenheid
Kies uit: (uur, seconde of minuten)
  • De vlucht van Eindhoven naar Valencia duurt ongeveer 3 ...
  • Het koken van een ei duurt 8 ...
  • Het meisje heeft deze week 12 ... gewerkt.
  • Het opwarmen van een flesje melk in de magnetron duurt  40 ... 

Slide 5 - Slide

Analoge tijd
Een analoge klok is een klok met wijzers. Een analoge klok is verdeeld in 12 uren. Op een analoge klok geeft de kleine (rode) wijzer de uren aan. 
Elk uur bestaat uit 60 minuten. een analoge klok is daarom ook verdeeld in 60 minuten. De grote (blauwe) wijzer geeft de minuten aan. Elke minuut bestaat uit 60 seconden. 

Slide 6 - Slide

Analoge klok
De grote wijzer wijst naar de 2. Dat is het 10e streepje vanaf de 12. Het is 10 minuten over het hele uur.

De kleine wijzer wijst iets voorbij de 10. Het is 10 minuten later dan 10 uur. 

Slide 7 - Slide

Analoge klok
15 minuten is een kwartier. 
- 15 minuten voor het hele uur noem je 'kwart voor' 
- 15 minuten na het hele uur noem je 'kwart over'.

30 minuten is een half uur.
- 30 minuten voor het hele uur noem je 'half'.

Slide 8 - Slide

Hoe laat is het?
Hoe laat is het?

Slide 9 - Slide

Hoe laat is het?
Hoe laat is het?

Slide 10 - Slide

Digitale tijd
Een digitale klok is een klok met alleen maar cijfers. Een digitale klok is verdeeld in 24 uur. Op een digitale klok staat er een dubbele punt tussen de uren en de minuten. 
Links van de dubbele punt staan de uren. 
Rechts van de dubbele punt staan de minuten. 

Slide 11 - Slide

Digitale klok
Op een digitale klok kun je zien of het ochtend, middag, avond of nacht is. 

Slide 12 - Slide

Hoe laat is het?
's ochtends /'s middags / 's avonds of 's nachts?
Hoe laat is het?
's ochtends /'s middags / 's avonds of 's nachts?

Slide 13 - Slide

Het is half 4 's nachts.
Het is kwart over 6 's avonds.

Slide 14 - Slide

Reken uit:
Op een analoge klok kun je niet zien of het ochtend, middag, avond of nacht is. Dit komt doordat de analoge klok in 12 uren is verdeeld. Bij elke analoge klok horen twee mogelijke tijden.


Slide 15 - Slide

Tijd
Op een analoge klok kun je niet zien of het '5 over half 9' 's avonds of 's morgens is. 

Op de digitale klok kun je dit wel zien. 

Slide 16 - Slide

Tijd
Het verschil tussen een tijd 's ochtends en dezelfde tijd 's avonds is altijd 12 uur. 

Het verschil tussen een tijd 's middags en dezelfde tijd 's nachts is ook altijd 12 uur. 

Slide 17 - Slide

Tijd
Bekijk de analoge klok. Welke digitale tijden horen erbij?


Slide 18 - Slide

Tijd
Bekijk de analoge klok. Welke digitale tijden horen erbij?


Slide 19 - Slide

Wat is de digitale tijd?
  • Het is 10 over half 3 's middags. 
  • Het is kwart over 9 's avonds.
  • Het is voor 10 over half 6 's ochtends.

Slide 20 - Slide

Eenheden voor tijd
Andere eenheden voor tijd zijn dag, week, maand, jaar en eeuw
Een dag heeft 24 uur, oftewel een etmaal.
Een week heeft 7 dagen.
Een maandag heeft 30 of 31 dagen.
De maand februari is een uitzondering. De maand februari heeft meestal 28 dagen.
Een jaar heeft 12 maanden.
Een jaar heeft ongeveer 52 weken.
Een jaar heeft meestal 365 dagen.
Een eeuw heeft 100 jaar
Let op: Eens in de 4 jaar is het een schrikkeljaar. Een schrikkeljaar heeft 366 dagen. De maand februari heeft dan 29 dagen. 

Slide 21 - Slide

Eenheden van tijd
Andere eenheden voor tijd zijn dag, week, maand, jaar en eeuw.
Let op: Eens in de 4 jaar is het een schrikkeljaar. Een schrikkeljaar heeft 366 dagen. De maand februari heeft dan 29 dagen. 

Slide 22 - Slide

Jaarkalender
Op een jaarkalender kun je zien hoe een jaar is verdeeld in maanden, weken en dagen.

Slide 23 - Slide

Jaarkalender
* Op welke dag valt Koningsdag (27 april)?

* Hoeveel zondagen heeft de maand december?

* Welke maanden van het jaar hebben 31 dagen?

Slide 24 - Slide

Maandkalender
Een datum geeft aan welke dag, welke maand en welk jaar het is. 

Het is hier 26 september 2016. September is de 9e maand. Je kunt de datum schrijven als: 26-9-2016


Slide 25 - Slide

Maandkalender
Op welke dag valt 2 september 2016?

Hoeveel donderdagen heeft deze maand?

Op de eerste maandag van de maand september begint het nieuwe schooljaar. Welke datum?


Slide 26 - Slide

Tijd omrekenen
Je kunt verschillende eenheden van tijd omrekenen. 
1 dag = 24 uur
1 uur = 60 minuten
1 minuut = 60 seconden
1 week = 7 dagen
1 jaar = 12 maanden

Slide 27 - Slide

Reken de eenheid van tijd om
Jan staat 4 uur in de file. Hoeveel minuten staat hij in de file?

De stoofpot moet 180 minuten op het vuur staan. Hoeveel uur is dat?

De bus heeft half uur vertraging. Hoeveel minuten heeft hij dan vertraging?

Slide 28 - Slide

Reken de eenheid van tijd om
Sien belt 8 minuten. Hoeveel seconde is dat?

De blessuretijd van een voetbalwedstrijd duur 360 seconden. Hoeveel minuten is dat?

Een schaatser schaatst één ronde in 30 seconden. In hoeveel minuten schaatst de schaatser 6 rondes?

Slide 29 - Slide

Reken de eenheid van tijd om
Collin gaat op vakantie. Hij boekt de reis 6 weken voordat hij vertrekt. Over hoeveel dagen gaat hij op vakantie?

Deze all-inclusive vakantie duurt 14 dagen. Hoeveel weken is dit?

Slide 30 - Slide

Eenheden van tijd omrekenen
Een behandeling bij de fysiotherapeut moet 48 uur van tevoren worden afgezegd. Hoeveel dagen is dit van tevoren?

De levertijd van een pakketje is anderhalve dag. Hoeveel uur duurt het voordat het pakketje geleverd wordt?

Een film duurt 118 minuten. 
Hoelang duurt deze film: ... uur en ... minuten

Slide 31 - Slide

Maken
Boek 1F deel B (hoofdstuk 15)
Maken blz. 87 t/m 108

Slide 32 - Slide

Tijd en snelheid
Boek 2F deel B

Slide 33 - Slide

Vorige week:
- Inhoud berekenen
- Inhoudsmaten omrekenen
- Toegepaste opgaven met inhoudsmaten berekenen
- Inhoud berekenen met verschillende eenheden

Slide 34 - Slide

Lesdoel deze week: 
- Eenheden van tijd omrekenen
- Digitale en analoge tijd
- Rekenen met snelheid (km/u en m/s)
- Gebruik van afstand-tijdtabel
- Afstand uitrekenen aan de hand van snelheid
- Tijd uitrekenen aan de hand van de snelheid

Slide 35 - Slide

Tijd
Tijd geeft aan hoe laat het is. Je kunt tijd aflezen van een analoge of digitale klok. 

Tijd kan ook aangeven hoe lang iets duurt. Eenheden van tijd zijn seconde(s), minuut en uren. 

Slide 36 - Slide

Hoe laat is het in analoge tijd? En in digitale tijd?
Hoe laat is het? 's ochtends, 's middags, 's avonds of 's nachts?

Slide 37 - Slide

Tijd omrekenen
Je kunt verschillende eenheden van tijd omrekenen. 
1 dag = 24 uur
1 uur = 60 minuten
1 minuut = 60 seconden
1 week = 7 dagen
1 jaar = 12 maanden

Slide 38 - Slide

Eenheden van tijd omrekenen
Een behandeling bij de fysiotherapeut moet 48 uur van tevoren worden afgezegd. Hoeveel dagen is dit van tevoren?

De levertijd van een pakketje is anderhalve dag. Hoeveel uur duurt het voordat het pakketje geleverd wordt?

Een film duurt 118 minuten. 
Hoelang duurt deze film: ... uur en ... minuten

Slide 39 - Slide

Tijd
Tijd wordt in één eenheid of in verschillende eenheden geschreven. Een tijd die in één eenheid is geschreven, kun je splitsen in verschillende eenheden. 

Vb. De kalkoen moet 165 minuten in de oven. Hoeveel uren en minuten moet de kalkoen in de oven?
... uren en ... minuten

Slide 40 - Slide

Eenheden van tijd omrekenen
Een sportwedstrijd duurt 210 minuten. Hoeveel uren en minuten duurt de wedstrijd?

Een filmpje op Youtube duurt 125 seconden. Hoeveel minuten en seconden duurt het filmpje?

De treinreis van Amsterdam naar Marseilles duurt 223 minuten. Hoeveel uren en minuten duurt de reis?
Hoelang duurt de reis: ... uur en ... minuten

Slide 41 - Slide

Eenheden van tijd omrekenen
Het Koninkrijk der Nederlanden bestaat 2 eeuwen. Hoeveel jaar bestaat het Koninkrijk der Nederlanden?

Jacky is 2 jaar en 4 maanden oud. Hoe oud is ze in maanden?

Ine huurt een auto voor 32 dagen. Hoeveel weken en dagen huurt ze de auto?

Ramon loopt 1 jaar en 5 maanden stage in het buitenland. Hoeveel maanden is dit in totaal? 

Slide 42 - Slide

Snelheid (km/uur)
Snelheid geeft aan welke afstand er in een bepaalde tijd wordt afgelegd. Een eenheid van snelheid is kilometer per uur (km/u).

De trein rijdt met een snelheid van 130 km/u. De trein legt in één uur 130 km af. 

Je kunt de snelheid uitrekenen als je de afstand en de tijd weet waarin deze afstand is afgelegd.
 (Je mag in dit hoofdstuk gebruikmaken van de REKENMACHINE!!)

Slide 43 - Slide

Youssef fiets 60 km in 3 uur. Hoeveel kilometer per uur fietst Youssef gemiddeld? Gebruik een afstand- tijd tabel
: 3


: 3

afstand (km)
60
20
tijd (uur)
1

Slide 44 - Slide

Afstand-tijd tabel
Youssef fiets 60 km in 3 uur. Hoeveel kilometer per uur fietst Youssef gemiddeld? Gebruik een afstand- tijd tabel
: 3


: 3

afstand (km)
60
20
tijd (uur)
1

Slide 45 - Slide

Afstand-tijd tabel
Henny rijdt met de auto 30 km in 18 minuten. Hoeveel kilometer per uur rijdt hij. 1 uur heeft 60 minuten. Reken hier naartoe!





afstand (km)
30
tijd (minuten)
18
60

Slide 46 - Slide

Reken uit en schrijf de berekening/tabel op. 

Dennis rijdt op zijn scooter 15 km in 25 minuten. Hoeveel kilometer rijdt hij gemiddeld per uur?

Hans rijdt op zijn motor 150 km in 1,5 uur. Hoeveel kilometer rijdt hij gemiddeld per uur?

Slide 47 - Slide

Reken uit en schrijf de berekening/tabel op. 

De paastour is een wielerronde. Deze heeft een afstand van 90 km. Charly reed deze ronde in 2,5 uur. Wat was zijn gemiddelde snelheid in km/u?


Slide 48 - Slide

Snelheid (meter / seconde)
Een andere eenheid voor snelheid is meter per seconde (m/s).

Voorbeeld:
Leonie loopt 150 meter in 50 seconden. Hoeveel meter per seconde loopt Leonie?




afstand (m)
150
tijd (sec)
50
1

Slide 49 - Slide

Reken uit en schrijf de berekening/tabel op. 

Een cheeta rent 232 meter in 8 seconden. Wat is de snelheid van een cheeta in meter per seconde?

Een zeilvis zwemt 120 meter in 4 seconden. Wat is de snelheid van een zeilvis in meter per seconde?

Slide 50 - Slide

Snelheid
Bij het uitrekenen van een snelheid moet je goed op de eenheden letten. Soms moet je eerst een eenheid omrekenen voordat je de snelheid in m/s of in km/u kunt uitrekenen. Een afstand-tijd tabel kan hier goed bij helpen. 

Slide 51 - Slide

Hardlopen
Freek loopt 500 m. Hij meet de tijd met een stopwatch. Hoeveel kilometer per uur loopt Freek? En hoeveel meter per seconde?
afstand
500
tijd
40

Slide 52 - Slide

De topsnelheid van een Formule 1-auto is 100 meter/seconde. Wat is de topsnelheid in km/uur?

Slide 53 - Open question

Esther wandelt 60 meter in 40 seconden. Hoeveel kilometer per uur wandelt ze?

Slide 54 - Open question

Afstanden uitrekenen
Je kunt de afstand uitrekenen als je de snelheid weet en de tijd waarin deze afstand is afgelegd.

Voorbeeld:
Een kat loopt met een snelheid van 15 m/s. Hoeveel meter loopt de kat in een halve minuut?

Slide 55 - Slide

Max rijdt in een vrachtwagen. Hij rijdt 80 km/uur. Hoeveel kilometer heeft hij in een kwartier gereden?

Slide 56 - Open question

Tatjana fietst 32 km/uur op haar racefiets. Hoeveel meter fietst ze in 15 secondes?

Slide 57 - Open question

Tijd uitrekenen
Je kunt de tijd uitrekenen als je de snelheid weet en de afstand die in deze tijd is afgelegd. 1 uur = ... sec?

Voorbeeld: 
Menno rijdt met zijn scooter 40 km/u. In hoeveel secondes rijdt Menno 500 meter.    
afstand 
40 km
40000 m
20000 m
500 m
tijd
60 min
3600 sec
1800 sec

Slide 58 - Slide

Iris moet 20 km rijden. Ze gaat met de taxi van Apeldoorn naar Arnhem. De taxi rijdt gemiddeld 80 km/u. Hoeveel minuten duurt de rit?

Slide 59 - Open question

Mia rijdt met een gemiddelde snelheid van 75 km/uur. Hoeveel minuten doet Mia over een afstand van 45 km?

Slide 60 - Open question

Een karretje in de swingmill rijdt met een gemiddelde snelheid van 15 m/s. De swingmill heeft een lengte van 0,6 km. Hoeveel seconden duurt een rit in de swingmill van 10 ronden?

Slide 61 - Open question

Rekenen met tijd en snelheid
Als je rekent met tijd en snelheid moet je vaak eerst bedenken of je de snelheid de afstand of de tijd moet berekenen. 

Voorbeeld
Een auto rijdt met een snelheid van 100 km/uur. De auto verbruikt 1 liter benzine per 10 km. (verbruik = 1 : 10) 
Hoeveel liter benzine verbruikt de auto in 2 uur?
Afstand
100 km
... km
Tijd
1 uur
2 uur
aantal liter
1
... liter
afstand
10 km
200 km

Slide 62 - Slide

De snelheid op een fietspad is 18 km/u en de snelheid door het bos 12 km/u. De mountainbike route is 23,5 km lang. Joost fietst 45 minuten over fietspaden en de rest van de route door de bossen. Hoeveel minuten fietst hij door het bos?

Slide 63 - Open question

De snelheid van een boeing 747 is gemiddeld is 752 km/uur. Dit vliegtuig vliegt van Amsterdam naar de Canarische Eilanden. De vlucht duurt 4 uur en 15 minuten. Wat is de afstand tussen Amsterdam en de Canarische Eilanden?

Slide 64 - Open question

Een Ferrari kan op zijn top 408 km/u. Een Apache gevechtshelicopter kan op zijn top 102 m/s. Welk voertuig heeft de hoogste topsnelheid?

Slide 65 - Open question

Maken
2F deel B (hoofdstuk 14)
blz. 118 t/m 145

Slide 66 - Slide

Tijd en Snelheid
Boek 3F deel B

Slide 67 - Slide

Vorige week:
- Inhoud berekenen
- Inhoudsmaten omrekenen, met verschillende eenheden.
- Inhoudsmaten uitrekenen en hierna toepassen.

Slide 68 - Slide

Lesdoel deze week: 
- Je kunt eenheden van tijd omrekenen
- Je kunt rekenen met tijd
- Je kunt rekenen met afstand, tijd en snelheid
- Je kunt eenheden van snelheid omrekenen.

Slide 69 - Slide

Eenheden van tijd
Tijd geeft aan hoe lang iets duurt. Deze eenheden kun je naar elkaar omrekenen. 
Let op: Eens in de 4 jaar is het een schrikkeljaar. Een schrikkeljaar heeft 366 dagen. De maand februari heeft dan 29 dagen. 

Slide 70 - Slide

Navigatie 
Hoeveel minuten duren de drie verschillende reizen?

Slide 71 - Slide

Rekenen met tijd
Je kunt rekenen met tijd. Als er in de opgaven verschillende eenden staan, moet je die omrekenen naar dezelfde eenheid. 

Slide 72 - Slide

Tour de France
Hoeveel wielrenners zijn er geëindigd binnen de minuut van Kévin Vauquelin?

Hoeveel seconden achterstand hebben de overige top 10-renners opgelopen in deze etappe?

Slide 73 - Slide

Hoeveel minuten was de vrouwelijke winnaar langzamer dan de mannelijke winnaar?

Slide 74 - Slide

Just wacht op Shelly, die over 10 minuten op het station aankomt. Laat met een berekening zien of ze de trein naar Schiphol nog halen.

Slide 75 - Open question

Huur van speedboot
Per 15 minuten: 15 euro
Per uur: 45 euro
Per dag: 150 euro

Stef huurt een speedboat. In de winkel kijkt hij op z'n horloge voor de begintijd van de huur. Om 13:35 brengt hij de speedboot terug. 

Hoeveel huur moet hij betalen voor de boot? Hoe kom je hierbij?

Slide 76 - Slide

Snelheid
Snelheid is de verhouding tussen een afstand en de tijd waarin die afstand wordt afgelegd. Eenheden voor snelheid zijn kilometer per uur (km/u) en meter per seconde (m/s). Als je de afstand en de tijd weet, kun je de snelheid berekenen.

snelheid = afstand : tijd

Voorbeeld: 
Een skilift gaat 60 meter omhoog. De skilift doet hier 20 seconden over. Wat is de snelheid in meter per seconde? 
Snelheid = afstand : tijd
60 : 20 = 3 m/s

Slide 77 - Slide

Snelheid
Als je de snelheid en de tijd weet, kun je de afstand berekenen.

afstand = snelheid x tijd

Voorbeeld: 
Een wielrenner fietst 4 uur lang met een gemiddelde snelheid van 31 km/u. Hoeveel kilometer heeft hij afgelegd?

afstand = snelheid x tijd
31 x 4 = 124 km

Slide 78 - Slide

Snelheid
Als je de snelheid en de afstand weet, kun je de tijd berekenen

tijd = afstand : snelheid

Voorbeeld: 
Een auto rijdt met een gemiddelde snelheid van 80 km/u van Hengelo naar Albergen. Het traject is 20 km lang. In hoeveel minuten rijdt de auto van Hengelo naar Albergen?

tijd = afstand : snelheid
20 km : 80 km/u = 0,25 u
0,25 x 60 = 15 minuten

Slide 79 - Slide

Welke afstand heeft team Struik in totaal afgelegd? Laat de berekening zien.

Slide 80 - Open question

Siets vliegt van Münster naar Madrid. Het vliegtuig legt 1890 km af. De gemiddelde snelheid tijdens de vlucht is 525 km/u. Hoe lang duurt de vlucht?

Slide 81 - Open question

Rekenen met snelheid
Als je rekent met snelheid moet je vaak eenheden omrekenen.

km/ uur <--> meter per seconde



Slide 82 - Slide

Tatjana fietst 32 km/uur op haar racefiets. Hoeveel meter fietst ze in 15 secondes?

Slide 83 - Open question

Een karretje in de swingmill rijdt met een gemiddelde snelheid van 15 m/s. De swingmill heeft een lengte van 0,6 km. Hoeveel kilometer per uur rijdt de swingmill?

Slide 84 - Open question

De Boeing 787 Dreamliner heeft een topsnelheid van ongeveer 900 km/u. Hoeveel is dit in meter/seconde?

Slide 85 - Open question

Om op tijd te remmen, moet je met een auto 2 secondes achter je voorganger rijden. Hoeveel meter moet men met deze snelheid afstand houden? Rond af op hele meters.

Slide 86 - Open question

Toegepast rekenen
Bij sommige opgaven moet je eerst met tijd of snelheid rekenen. Je moet goed opletten in welke eenheid een tijd, snelheid of afstand staat. 

Slide 87 - Slide

Een auto verbruikt bij 90 km/u: 1: 19, terwijl dezelfde auto bij een snelheid van 110 kmu 1: 15 verbruikt.
Dies en Jenny leggen allebei een afstand van 480 km af. Dies rijdt met een snelheid van 90 km/u hierheen, terwijl Jenny er met 120 km per uur heen rijdt. Hoeveel minuten is Jenny sneller over?

Slide 88 - Open question

Een auto verbruikt bij 90 km/u: 1: 19, terwijl dezelfde auto bij een snelheid van 110 kmu 1: 15 verbruikt.
Dies en Jenny leggen allebei een afstand van 480 km af. Dies rijdt met een snelheid van 90 km/u hierheen, terwijl Jenny er met 120 km per uur heen rijdt.
Hoeveel euro is Jenny meer kwijt dan Dies aan Diesel?

Slide 89 - Open question

1 zeemijl = 1852m
1 knoop = 1 zeemijl per uur
Frank vaart met een snelheid van 20 knopen van Volendam naar Hindeloopen. Hij vaart in totaal 23 km. Hoeveel minuten heeft hij gevaren. Rond af op hele minuten.

Slide 90 - Open question

Charles reist met het vliegveld van Dublin naar New York. Zijn vliegtuig vertrekt over een half uur. In New York is het 6 uur vroeger dan in Dublin. De vliegreis duurt 8:30 uur. Hoe laat komt het vliegtuig in New York aan.

Slide 91 - Slide

Kristel loopt met behulp van de navigatie naar het volgende punt met dezelfde snelheid als hij tot nu toe heeft gehad. Hoe laat komt hij daar aan?

Slide 92 - Open question

John begint om 9:45 uur te wandelen. Onderweg kijkt hij en ziet dat hij 22455 stappen heeft gezet van 80 cm. Het is op dat moment 13:15u. Wat is zijn gemiddelde snelheid in km/u? Rond af op 1 decimaal!

Slide 93 - Open question

Maken
3F deel B (hoofdstuk 11)
blz. 74 t/m 91

Slide 94 - Slide