Oefentoets zintuigstelsel

Thema 11.1 Zintuigen
1 / 37
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvmbo g, t, mavoLeerjaar 3

This lesson contains 37 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Thema 11.1 Zintuigen

Slide 1 - Slide

Basisstof 1.
Het zintuigstelsel

Slide 2 - Slide

  • Je moet de werking van zintuigen kunnen beschrijven.

  • Je moet de zintuigen kunnen noemen met de plaats van ligging en de adequate prikkel.
Lesdoel:

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Iemand zit in de volle zon een boek te lezen.
Welk figuur geeft voor deze omstandigheden zowel de lensvorm als de pupilgrootte juist weer?

A
Figuur 1
B
Figuur 2
C
Figuur 3
D
Figuur 4

Slide 14 - Quiz

Waarom heb je voor het vorige antwoord gekozen?
A
Bij accommoderen voor dichtbij is de lens bol. In het licht is de pupil groot.
B
Bij accommoderen voor dichtbij is de lens plat. In het licht is je pupil klein.
C
Bij accommoderen voor dichtbij is de lens bol. In het licht is de pupil klein.
D
Bij accommoderen voor dichtbij is de lens plat. In het licht is je pupil groot.

Slide 15 - Quiz

Hoe zeker ben je van je vorige antwoorden?
A
Heel erg zeker
B
Best wel zeker
C
Niet echt zeker
D
helemaal niet zeker

Slide 16 - Quiz

Door straling van de zon kan je huid verbranden. Je huid voelt dan warm en pijnlijk aan en ziet er rood uit. De verschijnselen van de verbranding gaan na een paar dagen vanzelf weg.

Welk deel van de huid is of welke delen van de huid zijn door de verbranding beschadigd geraakt?

A
Alleen de opperhuid
B
Alleen de hoornlaag
C
Alleen de lederhuid
D
Zowel de opperhuid als de lederhuid

Slide 17 - Quiz

Waarom heb je voor het vorige antwoord gekozen?
A
Pijnpunten liggen alleen in de opperhuid
B
De gevoelszenuw loopt tot de kiemlaag
C
De hoornlaag wordt na verloop van tijd vervangen
D
Alle gevoelszintuigen liggen in de lederhuid

Slide 18 - Quiz

Hoe zeker ben je van je vorige antwoorden?
A
Heel erg zeker
B
Best wel zeker
C
Niet echt zeker
D
helemaal niet zeker

Slide 19 - Quiz

Welk onderdeel is aangegeven met nummer 7
A
Hamer
B
Stijgbeugel
C
Aambeeld
D
Beitel

Slide 20 - Quiz

Waarom heb je voor het vorige antwoord gekozen?
A
Het platte deel lijkt op een aambeeld, daarom heet dat zo
B
De stijgbeugel zit aan het trommelvlies vast
C
De hamer tikt op het aambeeld
D
De beitel komt na het trommelvlies

Slide 21 - Quiz

Hoe zeker ben je van je vorige antwoorden?
A
Heel erg zeker
B
Best wel zeker
C
Niet echt zeker
D
helemaal niet zeker

Slide 22 - Quiz

Hoe heten de zintuigjes in de tong die een zoete smaak kunnen waarnemen?
A
Smaakpapillen
B
Smaakknopjes
C
Smaakzintuigen
D
Smaakzenuwen

Slide 23 - Quiz

Waarom heb je voor het vorige antwoord gekozen?
A
Papillen zijn die bolletjes op je tong
B
Alle smaken neem je waar met zintuigen
C
Impulsen worden geleidt door zenuwen
D
Smaakknopjes liggen in de groeven van de smaakpapillen

Slide 24 - Quiz

Hoe zeker ben je van je vorige antwoorden?
A
Heel erg zeker
B
Best wel zeker
C
Niet echt zeker
D
helemaal niet zeker

Slide 25 - Quiz

Bij het ruiken vinden de volgende gebeurtenissen plaats:
1 De lucht strijkt langs de reukharen.
2 Lucht wordt opgesnoven met de neus.
3 Er ontstaan impulsen.
4 De zintuigcellen worden geprikkeld.
5 De gevoelszenuwen leiden de impulsen naar de hersenen.

Wat is de juiste volgorde van deze gebeurtenissen?

A
1 - 2 - 3 - 4 - 5
B
4 - 2 - 1 - 5 -3
C
2 - 3 - 1 - 5 - 4
D
2 - 1 - 4 - 3 - 5

Slide 26 - Quiz

Waarom heb je voor het vorige antwoord gekozen?
A
Zintuigen moeten geprikkeld worden, anders ontstaat er geen impuls
B
Je begint met ruiken, impulsen komen pas als laatst
C
Je gaat pas snuiven als je wat ruikt
D
Je moet eerst een impuls hebben om te ruiken

Slide 27 - Quiz

Hoe zeker ben je van je vorige antwoorden?
A
Heel erg zeker
B
Best wel zeker
C
Niet echt zeker
D
helemaal niet zeker

Slide 28 - Quiz

Wanneer je per ongeluk recht in een felle lamp kijkt, zie je eventjes zwarte vlekken. Deze vlekken ontstaan doordat een onderdeel van het oog tijdelijk beschadigd is geraakt. Na een paar keer knipperen zijn de beschadigingen weer hersteld en kun je weer goed zien.

Welk onderdeel van je oog heeft in bovenstaand geval beschadigingen opgelopen?

A
Blinde vlek
B
Lens
C
Pupil
D
Netvlies

Slide 29 - Quiz

Waarom heb je voor het vorige antwoord gekozen?
A
De staafje op je netvlies zijn overbelast
B
Je maakt meerdere blinde vlekken
C
Als je knippert dek je de pupil af
D
De lens is tijdelijk overbelast. Knipperen geeft rust.

Slide 30 - Quiz

Hoe zeker ben je van je vorige antwoorden?
A
Heel erg zeker
B
Best wel zeker
C
Niet echt zeker
D
helemaal niet zeker

Slide 31 - Quiz

Wat is de functie van het deel dat is aangegeven met nummer 10?
A
De luchtdruk in het oor regelen.
B
Een vloeistof in trilling brengen waardoor in zintuigcellen impulsen ontstaan.
C
Impulsen naar de hersenen sturen bij beweging.
D
Trillingen doorgeven aan het trommelvlies

Slide 32 - Quiz

Waarom heb je voor het vorige antwoord gekozen?
A
Het trommelvlies zet trillingen om in prikkels
B
Nummer 10 is het evenwichtsorgaan
C
Nummer 10 is het slakkenhuis
D
In de trommelholte worden impulsen gemaakt.

Slide 33 - Quiz

Hoe zeker ben je van je vorige antwoorden?
A
Heel erg zeker
B
Best wel zeker
C
Niet echt zeker
D
helemaal niet zeker

Slide 34 - Quiz

Bij mensen met brandwonden is het littekenweefsel op de plekken waar de opperhuid verbrand is geweest, gevoelloos.

Welk onderdeel van de opperhuid is bij het verbranden beschadigd geraakt en veroorzaakt zo de gevoelloosheid?
A
Tastknopjes
B
Zenuwen
C
Zenuwuiteinden
D
Pijnpunten

Slide 35 - Quiz

Waarom heb je voor het vorige antwoord gekozen?
A
Gevoelloos betekent ook geen pijn
B
Als de zenuwuiteinden weg zijn, kunnen er geen prikkels meer opgevangen worden
C
Als je een litteken hebt is je zenuw helemaal weg
D
Door het littekenweefsel is de huid te dik voor de tastknopjes

Slide 36 - Quiz

Hoe zeker ben je van je vorige antwoorden?
A
Heel erg zeker
B
Best wel zeker
C
Niet echt zeker
D
helemaal niet zeker

Slide 37 - Quiz