NUN 1F-2F, H1.2 Betekenis afleiden uit het woord, compleet

les-informatie
lesdoel   uitleggen / oefenen / toetsen

past bij   Nu Nederlands 1F-2F boek A / B

auteur   MB
datum   september 2022

1 / 29
next
Slide 1: Slide
Nederlands voor anderstaligenMBOStudiejaar 1

This lesson contains 29 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

les-informatie
lesdoel   uitleggen / oefenen / toetsen

past bij   Nu Nederlands 1F-2F boek A / B

auteur   MB
datum   september 2022

Slide 1 - Slide

NUN 1F-2F A Woordenschat
Hoofdstuk 1 Onbekende woorden begrijpen
1.1 Betekenis afleiden uit de tekst
1.2 Betekenis afleiden uit het woord
1.3 Figuurlijk taalgebruik

Slide 2 - Slide

Woordenschat H.1 Onbekende woorden begrijpen
H.1.2 Betekenis afleiden uit het woord
oefening
theorie
opdrachten
huiswerk noteren

Slide 3 - Slide

betekenis afleiden uit het woord
oefening
de kinderopvang     kind op vangen         >>>
de driewieler           drie wiel
de poppenhoek
besturen
zoetig                                                   >>>
probleemloos
dankbaar
onnodig

Slide 4 - Slide

woordenschat
de kinderopvang


de driewieler

de poppenhoek

Slide 5 - Slide

voor-voegsel en achter-voegsel met betekenis
(Maak maar even een foto.)
on-            -niet, zonder, geen              (ongelukkig)
ver- ww     - veel, te veel                      (verdrinken)
-loos          - zonder                             (werkloos)
-baar         - het kan ..., je kan het ...    (drinkbaar)
-ig         - op de manier van, hoort bij    (verdrietig)
-lijk       - op de manier van, hoort bij    (vriendelijk)

Slide 6 - Slide

voor-voegsel en achter-voegsel met betekenis
(Maak maar even een foto.)
her-       opnieuw, nog een keer        (het hergebruik)
ont-       ervanaf, weg                          (ontspannen)
-heid      de situatie van iets/iemand     (de boosheid)
-rijk       met veel                                (fantasierijk)
-achtig   op de manier van, hoort bij     (diefachtig)

Slide 7 - Slide

1.2 Betekenis afleiden uit het woord
- Bestudeer nu p.154: het doel, de uitleg, het voorbeeld
- p.155, maak opdracht 1
- Huiswerk: maak opdracht 1-5; aanwijzingen:
  • Bij opdracht 2 nummer 3 moet je woorden bedenken. Je mag zoeken in een boek.
  • opdracht 4   Je mag een woordenboek gebruiken.
  • opdracht 5
Maak de opdracht eerst zonder woordenboek. Daarna kun je je werk controleren m.b.v. een woordenboek.

m.b.v. met behulp van

Slide 8 - Slide

p.156 en 157
opdracht 4
Je mag een woordenboek gebruiken.

opdracht 5
Maak de opdracht eerst zonder woordenboek. Daarna kun je je werk controleren m.b.v. een woordenboek.

Slide 9 - Slide

p.155 opdracht 1
1. accentloos      -B zonder accent
2. betekenisvolle -B van veel betekenis
3. herdenken      -A opnieuw aan iets/iemand denken
4. ongunstig       -B niet goed
5. begaanbaar    -B je kunt er overheen lopen

Slide 10 - Slide

p.155 opdracht 2, nummer 1 en 2
1. onhandig betekent 'niet handig', niet goed met je handig kunnen werken
2. met veel succes - succesvol
    over de inhoud - inhoudelijk
    iemand die piano speelt - pianist
    makkelijk te bereiken - bereikbaar

Slide 11 - Slide

p.155, opdracht 2, nummer 3
een woord met her-

Slide 12 - Mind map

p.155, opdracht 2, nummer 3
een woord met ont-

Slide 13 - Mind map

p.155, opdracht 2, nummer 3
een woord met -achtig

Slide 14 - Mind map

p.155, opdracht 2, nummer 3
een woord met -rijk

Slide 15 - Mind map

p.155, opdracht 2, nummer 3
een woord met -heid

Slide 16 - Mind map

p.155, opdracht 2, nummer 4
De docent komt langs om jouw zin te controleren.

Slide 17 - Slide

p.156, opdracht 3
Gebruik nog geen woordenboek!
Het gaat erom dat je oefent met betekenis afleiden uit het woord zelf.

Maak de opdracht.

Slide 18 - Slide

p.156, opdracht 3, nummer 1-3
1. het huizentekort - huis, tekort
Er zijn te weinig huizen te huur of te koop.

2. het merkproduct - merk, product
artikel van een bekende merk, bijv. Levi's, Dr. Marten

3. de politiemedewerker - politie, medewerker
de persoon die bij de politie werkt

Slide 19 - Slide

p.156, opdracht 3, nummer 4-5
4. de maximumsnelheid - maximum/maximaal , snel(heid)
Je mag niet harder rijden dan ... km/uur.

5. de luchtvervuiling - lucht, vuil
De lucht is van slechte kwaliteit omdat er vieze stoffen in zitten.



de uitlaatgassen                       de rook van de openhaard

Slide 20 - Slide

p.156 en 157
opdracht 4
Je mag een woordenboek gebruiken.

opdracht 5
Maak de opdracht eerst zonder woordenboek. Daarna kun je je werk controleren m.b.v. een woordenboek.

Slide 21 - Slide

p.156, opdracht 4
1. oplos-koffie; hier:  oplossen, de oplossing, het antwoord
2. normaal: de koffie in poedervorm die oplost als je er heet water aan toevoegt


3. de koffiepot
                                            de fairtradekoffie

Slide 22 - Slide

p.157, opdracht 4, nummer 4
Type jouw woorden met 'werk'.
timer
1:00

Slide 23 - Open question

p.157, opdracht 4, nummer 4
Type jouw woorden met 'lijst'.
timer
1:00

Slide 24 - Open question

p.157, opdracht 4, nummer 4
Type jouw woorden met 'kaart'.
timer
1:00

Slide 25 - Open question

p.157, opdracht 4, nummer 4
Type jouw woorden met 'training'.
timer
1:00

Slide 26 - Open question

p.157, opdracht 5 bij tekst 1
Lees de tekst en maak de opdracht eerst zonder woordenboek.
Het gaat erom dat je oefent met het afleiden van betekenis uit het woord zelf.

Slide 27 - Slide

p.157, opdracht 5 bij tekst 1
1. contact-loos - zonder contact, zonder aan te raken
2. via volgende scherm
3. gebruiks-vriendelijk - A prettig in gebruik
4. de betaalautomaat - het apparaat waarbij je gaat betalen
5. persoonlijk bevat het woord 'persoon'
6. persoonlijk - C voor een bepaalde persoon bedoeld
7. gebruiks-voorwaarden - de dingen die je moet doen/hebben voordat je iets mag gebruiken

Slide 28 - Slide

p.157, opdracht 5 bij tekst 1, nummer 2
Type woorden die eindigen op '-loos'.
timer
1:00

Slide 29 - Open question