Noël v4 en h5

1 / 41
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 4,5

This lesson contains 41 slides, with interactive quizzes, text slides and 4 videos.

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Aujourd'hui on va...
- apprendre le vocabulaire de Noël
- écouter le père Noël
- apprendre d'où vient cette légende du père Noël
et encore plein de choses

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Video

C'est qui ?
A
Papa Noël
B
Saint Nicolas
C
Santa
D
Papai Noel

Slide 4 - Quiz

C'est quoi ?
A
Un sapin
B
Un arbre de Noël
C
Un kerstboom
D
Un trée de Noël

Slide 5 - Quiz

Ce sont quoi ?
A
Des ogres de Noël
B
Des papatai de Noël
C
Des sucettes de Noël
D
Des cannes de Noël

Slide 6 - Quiz

C'est quoi ?
A
Un reindeer
B
Un rudolf
C
Un renne
D
Un reno

Slide 7 - Quiz

C'est qui ?
A
Olaf le bonhomme de neige
B
Olaf la poupée de neige
C
Olaf l'hombre de nieve
D
Olaf l'homme de nieve

Slide 8 - Quiz

C'est quoi ?
A
Une chaussette de Noël
B
Un bas de Noël
C
Une chaussure de Noël
D
Un Noëlsoque

Slide 9 - Quiz

C'est quoi ?
A
Une corona de Noël
B
Une couronne de Noël
C
Une guirlande de Noël
D
Un drapeau de Noël

Slide 10 - Quiz

Ce sont quoi ?
A
Les belles de Noël
B
Les cloques de Noël
C
Les cloches de Noël
D
Les sonnes de Noël

Slide 11 - Quiz

Ce sont quoi ?
A
Des bougies
B
Des flamands
C
Des lumies
D
Des lampes

Slide 12 - Quiz

C'est quoi ?
A
Un elfe
B
Un elfée
C
Un mignon
D
Un lutin

Slide 13 - Quiz

C'est quoi ?
A
Une luge
B
Un traîneau
C
Un sleigh
D
Une slée

Slide 14 - Quiz

16

Slide 15 - Video

Slide 16 - Link

3

Slide 17 - Video

00:31
In welke eeuw vindt de legende van de Kerstman zijn oorsprong?
A
12e eeuw na Christus
B
16e eeuw na Christus
C
2e eeuw na Christus
D
4e eeuw na Christus

Slide 18 - Quiz

00:38
Saint-Nicolas is de beschermheer van 'enfants, veuves et gens faibles'. Wat betekent dat?
A
kinderen, weduwen en zwakke mensen
B
kinderen, zieken en arme mensen
C
leerlingen, weduwen en arme mensen
D
leerlingen, vreemdelingen en arme mensen

Slide 19 - Quiz

00:45
De brave kinderen krijgen 'friandises', wat is dat?
A
brood
B
chips
C
koekjes
D
snoepjes

Slide 20 - Quiz

00:00
Wie is père Noël (in het Nederlands)?

Slide 21 - Open question

00:17
Wanneer is dit opgenomen?

Slide 22 - Open question

00:23
Waar is père Noël nu?

Slide 23 - Open question

00:25
Wat zijn ze?

Slide 24 - Open question

00:39
Wat moeten kinderen doen volgens hem?
A
Hun huiswerk
B
Lol maken
C
Helpen met het huishouden
D
Andere taken

Slide 25 - Quiz

00:46
Wat vinden jullie en hijzelf leuk om te doen volgens hem?
A
Kerstkoekjes bakken
B
Cadeaus kopen
C
Cadeaus uitdelen
D
Kerststol eten

Slide 26 - Quiz

00:56
Waar is het nu ook tijd voor?
A
Kerstkoekjes bakken
B
Opruimen
C
Kerstdecoraties maken
D
Cadeautjes kopen

Slide 27 - Quiz

01:09
Wat moet je daarna wel doen?
A
Opruimen
B
Kerstkoekjes bakken
C
De boom versieren
D
De lutins ontdekken

Slide 28 - Quiz

01:19
Wat hebben ze gedaan en waarom?
A
Gecheckt of je koekjes wel lekker zijn
B
Gekeken of je wel lief bent geweest
C
Gekeken of je decoraties mooi zijn
D
Gekeken of je goed kunt opruimen

Slide 29 - Quiz

01:29
Wat moet je daarom doen?
A
Goed je best doen op school
B
Oefenen met knutselen
C
Je goed gedragen
D
Lief zijn voor anderen

Slide 30 - Quiz

01:46
Wat is het geheim?
A
Hij heeft veel mooie cadeaus
B
Hij heeft cadeaus die je niet verwacht
C
Hij heeft veel zachte cadeaus die je warm houden
D
Hij heeft veel dure elektronica.

Slide 31 - Quiz

01:54
Wat gebeurt er anders als je de kou in gaat?

Slide 32 - Open question

01:59
Wat moet hij nu gaan doen?

Slide 33 - Open question

02:04
Wie zijn “eux”?
A
Zijn elfjes
B
Zijn cadeaus
C
De kinderen
D
De rendieren

Slide 34 - Quiz

02:18
Wat moet je in de tussentijd hebben?

Slide 35 - Open question

Je te souhaite une bonne année de Grégoire
In het volgende liedje zingt Grégoire over zijn wensen voor iemand voor het nieuwe jaar. Noteer in je schrift zoveel mogelijk wensen.

Slide 36 - Slide

Slide 37 - Video

Welke wensen heb je gehoord?

Slide 38 - Mind map

01:19
Wat zijn Lutins?
A
Elfjes
B
Pieten
C
Cadeaus
D
Spionnen

Slide 39 - Quiz

Je te souhaite...
(zelfstandig naamwoord of de+infinitief)

Slide 40 - Mind map

Slide 41 - Slide