H3 - Les 3 - 3.2D Bedrijfsorganisatie

Plattegrond
1 / 20
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 40 min

Items in this lesson

Plattegrond

Slide 1 - Slide

H3 - PRODUCEREN
LES 3

Slide 2 - Slide

Wat gaan we doen vandaag?

  • Start + welkom!     

  • Huiswerk bespreken
  • Uitleg over bedrijfsorganisatie en rechtsvormen

  •  Aan de slag

  • Afsluiten



Slide 3 - Slide

Leerdoelen
    Je leert hoe een bedrijf is georganiseerd en hoe je een organogram moet lezen.

    Je leert welke bedrijfsvormen er zijn en wat de kenmerken zijn van de verschillende bedrijfsvormen.



    Slide 4 - Slide

    Bedrijfsorganisatie

    Slide 5 - Slide

    Bedrijfsorganisatie

    Slide 6 - Slide

    Ondernemingsvormen
    • Eenmanszaak
    • Vennootschap onder firma (vof)
    • Besloten vennootschap (bv)
    • Naamloze vennootschap (nv)
    • Stichting

    Slide 7 - Slide

    Slide 8 - Video

    Vragen?
    VRAGEN?

    Slide 9 - Slide

    Wat moet je doen?
    Werk zelfstandig + in stilte!!!
    Learnbeat 3.2 D

    Let op: Lees altijd eerst de theorie voordat je de opdrachten maakt!


    timer
    10:00

    Slide 10 - Slide

    Wat heb je geleerd?

    Slide 11 - Slide

    De vier productiefactoren zijn ...

    Slide 12 - Open question

    Welke beloning hoort bij welke productiefactor?
    Sleep de beloningen naar de juiste plek.
    ondernemersschap
    natuur
    arbeid
    kapitaal
    salaris
    rente
    pacht
    huur
    winst

    Slide 13 - Drag question


    Waar is er op de
    afbeelding sprake van?
    A
    Mechanisatie
    B
    Automatisering

    Slide 14 - Quiz


    Een machine om straten te leggen is...
    A
    Automatisering
    B
    Mechanisatie

    Slide 15 - Quiz


    Als een bedrijf mechaniseert,
    zal de arbeidsproductiviteit .......
    A
    toenemen
    B
    afnemen

    Slide 16 - Quiz

    De arbeidsproductiviteit in een kapitaalintensief bedrijf zal vaak ....... dan in een arbeidsintensief bedrijf.
    A
    hoger
    B
    lager

    Slide 17 - Quiz


    Een bedrijfstak ......
    A
    geeft aan welke bedrijven in een productieweg voorkomen.
    B
    zijn alle bedrijven die eenzelfde soort product maken
    C
    zijn verschillende bedrijven in dezelfde bedrijfskolom
    D
    zijn de bedrijven waarmee een bedrijf handelt

    Slide 18 - Quiz


    In een bedrijfskolom loopt de .......
    van boven naar beneden
    A
    goederenstroom
    B
    geldstroom

    Slide 19 - Quiz

    George zegt dat iemand die in deeltijd werkt een lagere arbeidsproductiviteit heeft dan iemand die fulltime werkt.

    Klopt dat? Leg je antwoord uit.

    Slide 20 - Open question