V22 unit 1: persoonlijke voornaamwoorden/bezittelijke voornaamwoorden/Quizlet (3)
English
1 / 22
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolvmbo k, mavoLeerjaar 2
This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 60 min
Items in this lesson
English
Slide 1 - Slide
Goals
Last lesson we repeated the plural (e.g one book - three books) This lesson we are going to do some grammar (personal pronouns and possessives) and practise with the words in a Quizlet live quiz.
Slide 2 - Slide
Check homework
Exercise 1, 2, 3 and 4 on page 10/11
Learn words: unit 1 lesson 2 https://quizlet.com/nl/722342737/allright-max-vmbo-2-kgt-unit-1-lesson-2-flash-cards/ (from athletic to looked bored (EN-NE) + from aankleden to lang p. 40)
Slide 3 - Slide
Slide 4 - Slide
Goals
- I can use the personal pronouns at the end of this lesson.
Slide 5 - Slide
PERSONAL PRONOUNS
Persoonlijke voornaamwoorden zeggen iets over de persoon die iets doet.
Sheis very sweet.
Theyare always late.
Why do you like him?
Slide 6 - Slide
Persoonlijke voornaamwoorden
(onderwerp)
I(ik)
You(jij)
He/She/It(hij/zij/het)
We(wij)
You(jullie)
They(zij)
Persoonlijke voornaamwoorden (niet-onderwerp)
Me (me)
You (jou)
Him/Her/It (hem/haar/het)
Us (ons)
You (jullie)
Them (hen)
Slide 7 - Slide
Vul aan: ___ (ik) am 12 years old.
A
You
B
He
C
They
D
I
Slide 8 - Quiz
Vul aan: ___ (zij) is late for school.
A
They
B
She
C
He
D
It
Slide 9 - Quiz
Vul aan: ___ (hij) is taller than ___ (mij).
A
he / me
B
we / I
C
she / him
D
you / us
Slide 10 - Quiz
Personal Pronouns
I
You
She
We
You
They
He
It
Jij/je
Wij/we
Zij (MV)
Ik
Jullie
Hij
Zij (EV)
Het
Slide 11 - Drag question
Ik weet de persoonlijke voornaamwoorden in het Engels
😒🙁😐🙂😃
Slide 12 - Poll
Bezittelijke voornaamwoorden
Een bezittelijk voornaamwoord is een woord dat een relatie aangeeft tussen een zelfstandig naamwoord en een persoon, dier of instantie (bezittelijk).
That is my bag.
Slide 13 - Slide
Bezittelijke voornaamwoord
(bijvoegelijk)
My (mijn)
Your (jouw)
His/Her/Its (zijn/haar/het)
Our (onze)
Your (jouw)
Their (hun)
Bezittelijke voornaamwoord
(zelfstandig)
Mine (van mij)
Yours (van jou)
His/Hers (van hem/van haar)
Ours (van ons)
Yours (van jullie)
Theirs (van hen)
Slide 14 - Slide
Voorbeelden
Dat is mijn tas. Haar verhalen zijn saai. That is my bag. Her stories are boring.
Die auto is van ons. Is dat van jou of mij?
That car is ours. Is that yours or mine?
Slide 15 - Slide
Dat is ons huis. That is ... house
A
mine
B
us
C
your
D
our
Slide 16 - Quiz
Die trui is van haar! That sweater is ...
A
hers
B
her
C
ours
D
its
Slide 17 - Quiz
Schuif de voorbeelden naar de juiste kolom
Persoonlijk
Bezittelijk
he
my
our
their
we
they
Ours
him
Slide 18 - Drag question
Ik weet de bezittelijke voornaamwoorden in het Engels
😒🙁😐🙂😃
Slide 19 - Poll
Quizlet
Words lesson 2
We are going to do a Quizet live today. I will explain how it works!
Slide 20 - Slide
quizlet.com
Slide 21 - Link
Homework
Do: Exercise 10 + 11 on p. 14 + 15 (online: unit 1.2 listening, write answers in your notebook!)
Learn words: unit 1 lesson 2 https://quizlet.com/nl/722342737/allright-max-vmbo-2-kgt-unit-1-lesson-2-flash-cards/ (from athletic to looked bored (EN-NE) + from aankleden to lang p. 40)