A1L Actief en passief

Werkwoordsvormen
Passief en actief en de verschillende wijzen 
1 / 14
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 14 slides, with text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 35 min

Items in this lesson

Werkwoordsvormen
Passief en actief en de verschillende wijzen 

Slide 1 - Slide

Lesdoelen
Als het goed is, weet je aan het eind van deze les: 
- wat het verschil is tussen de actieve en de passieve vorm; 
- hoe je een zin van de actieve in de passieve vorm kan zetten en andersom. 

Slide 2 - Slide

Even herhalen
Werkwoordelijk gezegde:                    Naamwoordelijk gezegde:
Tommie lacht.                                            Het snoepje is lekker.
Oma breit een trui.                                  Het snoepje bleef lekker.
Ivan geeft mij een cadeau.                  De auto lijkt rood.

Slide 3 - Slide

Actief of passief?
Actieve vorm: Het onderwerp in de zin voert de handeling uit.
De glazenwasser wast de ruiten.

Passieve vorm: Het onderwerp in de zin ondergaat de handeling. 
De ruiten worden door de glazenwasser gewassen. 

Slide 4 - Slide

Actief of passief?
Een passieve zin veranderen in een actieve zin:
Het helpt vaak om de vraag ‘door wie?’ te stellen. Zo vind je het onderwerp dat je kunt gebruiken voor een actieve zin.

Slide 5 - Slide

Voorbeeld
De afwas wordt razendsnel gedaan. Theo en Thea hebben haast.

Door wie wordt de afwas gedaan?

Door Theo en Thea.


Theo en Thea doen snel de afwas. Ze hebben haast.


Slide 6 - Slide

Actief of passief?
In een passieve zin staat
een vorm van het werkwoord ‘worden’ of ‘zijn’.

"De afwas wordt gedaan door Theo."
" Er is code rood afgegeven door het KNMI."

Slide 7 - Slide

Waarom een passieve zin?
  • Omdat je de nadruk wil leggen op de handeling:
Ik ben gisteren bestolen! 
  • Omdat je niet weet wie gehandeld heeft:
Er is vannacht een moord gepleegd
  • Omdat je niet wilt zeggen wie handelt:
Het kersttoernooi is helaas opnieuw afgelast.

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Video

Actief en passief
A. Lola neemt de taxi naar huis.

B. Lola wordt door een taxi naar huis gebracht.


Slide 10 - Slide

Actief en passief
A. De bankovervaller werd op zijn neus gestompt door de bewaker.

B. De bewaker stompte de bankovervaller op zijn neus.


Slide 11 - Slide

Actief en passief
  1. Van de bast van de kinaboom werd een drankje gemaakt.

  2. Indianen in Peru maakten van de bast van de kinaboom een drankje.


Slide 12 - Slide

Actief en passief
  1. Ik houd om negen uur ontslaggesprekken.

  2. Er wordt om negen uur een ronde van ontslaggesprekken gehouden.

Slide 13 - Slide

Actief en passief
  1. Hij werd gekust door zijn vriendin.

  2. Zijn vriendin kuste hem.

Slide 14 - Slide