H3 uitleg over bijvoeglijke bepaling en ondergeschikte bijwoordelijke bepaling
Deze week:
H2 Voorzetselvoorwerp
H4 Samengestelde zinnen, hoofd- en bijzinnen
Slide 3 - Slide
Leerdoelen:
- Ik weet wat het voorzetselvoorwerp is.
- Ik weet hoe ik het voorzetselvoorwerp kan vinden.
- Ik kan het voorzetselvoorwerp vinden in de zin.
Slide 4 - Slide
Opdracht
Lees de uitleg OF bekijk de video van H2 voorzetselvoorwerp van de methode.
Je hebt hiervoor 3 minuten.
timer
3:00
Slide 5 - Slide
Wat weet je nu over het voorzetselvoorwerp?
Slide 6 - Mind map
Kies:
A Maak de online opdrachten van de methode (H2)
B Doe mee met de extra (klassikale) uitleg en maak daarna de online opdrachten.
Slide 7 - Slide
Uitleg voorzetselvoorwerp (vv)
Sommige werkwoorden hebben een vast voorzetsel bij zich: rekenen op, twijfelen aan, uitzien naar.
In zinnen met zulke werkwoorden heet het zinsdeel dat begint met het vaste voorzetsel, het voorzetselvoorwerp (vv):
Slide 8 - Slide
Voorbeelden:
Ik /ben / trots / op mijn zusje.
-> ng = ben [trots], vv= op mijn zusje
Jullie /verlangen/ nu al/ naar de grote vakantie.
-> wg = verlangen, vv= naar de grote vakantie
Sam /luistert/ naar allerlei soorten muziek.
-> wg = luistert, vv= naar allerlei soorten muziek
Slide 9 - Slide
VV - vervolg:
Ook bij wederkerende werkwoorden met een vast voorzetsel hoort een voorzetselvoorwerp:
– De politici / zullen/ zich neerleggen / bij de uitslag van de verkiezingen.
wg = zullen zich neerleggen; vv = bij de uitslag van de verkiezingen
Slide 10 - Slide
VV - vervolg:
Het voorzetselvoorwerp kan voorkomen naast een lijdend voorwerp:
– De leerlingen / dienen / een klacht (lv) / in / over de lesuitval (vv).
Slide 11 - Slide
VV - vervolg:
Ook zinnen met een naamwoordelijk gezegde bevatten soms een voorzetselvoorwerp. Het hoort dan vaak bij een bijvoeglijk naamwoord met een vast voorzetsel (benieuwd naar, blij met, trots op):
– Johannis / was [erg trots] (ng) / op zijn dochter (vv).
- Over de resultaten van de klas (vv) /was (ng)/ de docent/ niet / [tevreden] (ng).
Slide 12 - Slide
vv - vervolg
Het voorzetselvoorwerp komt ook voor bij werkwoordelijke uitdrukkingen.
- Aan opruimen in de kantine (vv) /hebben (wg)/ veel leerlingen / een broertje dood (wg; ww uitdr).
- De mentor /heeft(wg)/ niet altijd / oog /voor het welzijn van haar mentorleerlingen (vv).
Slide 13 - Slide
Nu jij!
Noteer je antwoord op een blad/ in WORD.
Zoek eerst OW en WG/ NG, daarna pas het VV!
Slide 14 - Slide
1. Wandelsporters moeten zorgen voor goed schoeisel en waterdichte kleding.
ow=
wg=
vv=
Slide 15 - Slide
2. Vanaf de zijlijn spoorde de coach het team aan tot betere prestaties.
ow =
wg =
lv =
vv =
Slide 16 - Slide
3. Morgen gaat de lerares haar klas een beetje op de toets voorbereiden.
ow =
wg =
lv =
vv =
Slide 17 - Slide
Oprachten:
Maak H2 voorzetselvoorwerp.
Klaar?
Maak H1 t/m H4 zinsdelen af.
Maak H5 zinsdeelzinnen OF werk aan een ander vak OF oefen extra online.
timer
20:00
Slide 18 - Slide
Oprachten:
Maak H2 voorzetselvoorwerp.
Klaar?
Maak H1, H3, H4 zinsdelen af.
Maak daarna H5 zinsdeelzinnen OF werk aan een ander vak OF oefen extra online.
timer
10:00
Slide 19 - Slide
Ik begrijp het vv goed.
A
Ja, ik kom verder met de opdrachten
B
Nee, ik kom niet verder met de opdrachten
C
Ja, maar ik heb wel veel vragen
Slide 20 - Quiz
Tot slot
> Morgen: lesstof van H4.
> Maandag 10-2: H5; zinsdeelzinnen
> Dinsdag 11-2: H6; bijvoeglijke bijzin
> Alles is via Lesson Up terug te vinden!
Slide 21 - Slide
4. Tijdens zijn wandeling verbaasde de boswachter zich over de vele paddenstoelen.
5. Over de winstcijfers van het bedrijf leken de aandeelhouders zeer tevreden
6. Zou de huidige directeur erg gehecht zijn aan dit schilderij van de oprichter?
7. Waren de thuisblijvers nieuwsgierig naar de uitslag van de basketbalwedstrijd?
8. In het maken van soiekbriefjes werd Jolanda bijzonder bedreven in 5 VWO.
9. Het festivalterrein was absoluut niet berekend op tienduizend bezoekers.