1. Ik kan berekeningen in de juiste volgorde uitvoeren.
2. Ik kan decimale getallen optellen, aftrekken en vermenigvuldigen.
3. Ik kan breuken optellen en aftrekken.
4. Ik kan breuken vermenigvuldigen.
5. Ik kan een percentage als een breuk schrijven en andersom.
6. Ik kan een percentage als een decimaal getal schrijven en andersom.