1.5: Hoe gaat het?

1.5: Hoe gaat het?
Aan het einde van de les kan je vertellen hoe het met je gaat. 
1 / 18
next
Slide 1: Slide
NT2Middelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

1.5: Hoe gaat het?
Aan het einde van de les kan je vertellen hoe het met je gaat. 

Slide 1 - Slide

Maak een zin.
timer
1:00

Slide 2 - Open question

Gefeliciteerd!!
Gefeliciteerd met je verjaardag.
Gefeliciteerd met je nieuwe baan.
Gefeliciteerd met de baby.
Gefeliciteerd met je nieuwe huis.


Dit is de boodschap of wens. Dit wil je zeggen.

Slide 3 - Slide

eruit zien
Wij zien er cool uit.

Slide 4 - Slide

blij
  • vrolijk
  • goed gevoel
  • happy
  • Zin: Ik ben vandaag heel blij.
  • Zin: Het blije meisje lacht de hele dag. 

Slide 5 - Slide

verhuizen
  • in een ander huis gaan wonen
  • ik verhuis - wij verhuizen
  • de verhuizing
  • zin: Ik ga verhuizen.
  • zin: Ik ben verhuisd. 

Slide 6 - Slide

fan·tas·tisch
iets wat fantastisch is, is heel mooi of heel fijn=geweldig→

ze vond het  klimmen fantastisch!

Slide 7 - Slide

het geluk
de toestand dat je volledig blij of tevreden bent

ZIN:
Zij wilde de baan ook graag, maar zij had geen geluk.








Slide 8 - Slide

huren


 

geld betalen om iets van iemand anders te gebruiken 

Mijn ouders huren ons huis.

Op vakantie huur ik altijd een auto.

Slide 9 - Slide

100 ... is een meter

  • de centimeter   
  • de centimeters 

Slide 10 - Slide

modern = modern
ouderwets

Slide 11 - Slide

Ruim
Als iets heel groot is. 
Zin: De jas zit ruim. 

Slide 12 - Slide

delen
  • aan iemand een deel geven;
  • iemand deelt iets met een ander persoon;
  • werkwoord: ik deel, hij deelt, wij delen;
  • zin: De jongen deelt het ijsje met het meisje.

Slide 13 - Slide

de wijk
  • een deel van een stad of dorp;
  • elke wijk heeft een andere naam:
  • zin: Ik woon in Delft, in de wijk Tanthof. Mijn vriend woont in Delft, in de wijk Oude Delft.

Slide 14 - Slide

het vierkant

Slide 15 - Slide

het licht
  • als alles heel goed te zien is 
  • het licht - de lichten
  • zin: In de nacht is het licht uit.
  • zin: Doe jij het licht even aan?

Slide 16 - Slide

Maak een zin.
timer
1:00

Slide 17 - Open question

Maak een zin.
timer
1:00

Slide 18 - Open question