Intramusculair injecteren volgens protocol

Intramusculair injecteren volgens protocol

Doel van de les

Aan het einde van de les zul je in staat zijn om een intramusculaire injectie uit te voeren volgens protocol.

Deze slide introduceert het doel van de les aan de studenten.

Wat weet je al over intramusculair injecteren?

Wat is een intramusculaire injectie?

Een intramusculaire injectie is het injecteren van medicatie in de spierlaag. Dit wordt gedaan om medicatie snel in de bloedbaan te brengen.

Beschrijf wat een intramusculaire injectie is en waarom deze methode wordt gebruikt.

Voorbereiding

Was je handen. Controleer de medicatie en de dosering. Bereid de spuit en naald voor. Kies de juiste injectieplaats.

Leg uit wat de voorbereidingsstappen zijn en waarom deze belangrijk zijn.

Injectieplaatsen

De meest voorkomende injectieplaatsen zijn de deltaspier (schouder), de quadriceps (dij) en de gluteus maximus (bil).

Leg de verschillende injectieplaatsen uit en laat zien waar ze zich bevinden.

Injectietechniek

Houd de spuit vast als een pen. Zet de naald in een hoek van 90 graden. Trek de plunjer terug om te controleren of er geen bloedvaten zijn geraakt. Injecteer de medicatie langzaam.

Beschrijf de stappen van de injectietechniek en laat zien hoe het moet.

Veiligheid

Vermijd het injecteren van medicatie in een bloedvat. Gooi gebruikte naalden en spuiten weg in een daarvoor bestemde container.

Leg uit waarom veiligheid belangrijk is en waar studenten rekening mee moeten houden.

Mogelijke complicaties

Mogelijke complicaties zijn pijn, bloeding, infectie en allergische reacties. Neem contact op met een arts als er complicaties optreden.

Beschrijf de mogelijke complicaties en leg uit hoe studenten deze kunnen voorkomen.

Oefenen

Oefen de injectietechniek met een medestudent. Geef feedback aan elkaar.

Laat studenten in tweetallen oefenen en geef aanwijzingen voor verbetering.

Afsluiting

Je weet nu wat een intramusculaire injectie is en hoe je deze volgens protocol uitvoert. Blijf oefenen en zoek hulp als dat nodig is.

Rond de les af door het doel te herhalen en studenten aan te moedigen om te blijven oefenen.

Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd.

De leerlingen voeren hier drie dingen in die ze in deze les hebben geleerd. Hiermee geven ze aan wat hun eigen leerrendement van deze les is.

Schrijf 2 dingen op waarover je meer wilt weten.

De leerlingen voeren hier twee dingen in waarover ze meer zouden willen weten. Hiermee vergroot je niet alleen betrokkenheid, maar geef je hen ook meer eigenaarschap.

Stel 1 vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen.

De leerlingen geven hier (in vraagvorm) aan met welk onderdeel van de stof ze nog moeite. Voor de docent biedt dit niet alleen inzicht in de mate waarin de stof de leerlingen begrijpen/beheersen, maar ook een goed startpunt voor een volgende les.