Uitproberen

¿Qué hemos hecho?
1 / 13
next
Slide 1: Mind map
SpaansMBOStudiejaar 1

This lesson contains 13 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

¿Qué hemos hecho?

Slide 1 - Mind map

Slide 2 - Slide

¿Hay, Ser o Estar?
"En el bosque no ....... casas".
A
están
B
son
C
hay
D
estar

Slide 3 - Quiz

2

Slide 4 - Video

00:00
Wat betekent "Me gusta"
A
Ik vind het leuk
B
Ik wil dansen

Slide 5 - Quiz

00:24
Wat betekent aviones?

Slide 6 - Open question


Slide 7 - Open question

Slide 8 - Map

Sinaasappels

Slide 9 - Drag question

Oefenen met regelmatige werkwoorden op -AR
YO
ÉL, ELLA, USTED
NOSOTROS, NOSOTRAS
VOSOTROS, VOSOTRAS
ELLOS, ELLAS, USTEDES
HABLO
BAILO
CANTA
BAILAN
ESCUCHAS
TOCAMOS
ESCUCHÁIS
BAILA
HABLAN
CANTAMOS
ESTUDIÁIS
HABLAS

Slide 10 - Drag question

Weet jij de persoonsvormen in het Spaans? Koppel de juiste Nederlandse betekenis eraan. 
Doe daarna het zelfde met de rode kaartjes. (Weet je een woord niet? zoek het op!)
YO
ÉL, ELLA, USTED
NOSOTROS, NOSOTRAS
VOSOTROS, VOSOTRAS
ELLOS, ELLAS, USTEDES
ik
jij
María y Pepe
zij (mv)
wij
hij
jullie
zij
mi hermano y yo
u (mv)
Isabel y tú
Juan
señor Collantes

Slide 11 - Drag question

De klemtoonregels en accenten:
WB p.12 oef.26 a/b
  • Bij woorden die eindigen op een klinker, een -n of een -s, valt de klemtoon op de voorlaatste lettergreep. vb: libro, bebes, hablan.
  • Bij woorden die eindigen op een medeklinker, behalve een -n of een -s, valt de klemtoon op de laatste lettergreep: vb: ciudad, poner
  • Uitzonderingen op de bovenstaande regels krijgen een accentteken (altijd naar rechts). vb: árbol, teléfono

Gramática TB. p. 113
WB,07

Slide 12 - Slide

Suister naar het lidje van Alvaro Soler in de volgende slide 
Hoe vaak hoor je de volgende werkwoorden? :
Volar ( vliegen)
Sentir ( voelen)
cantar ( zingen)
pintar ( schilderen)

Slide 13 - Slide