Les 1 Communicatie - Vertrouwensrelatie

Vertrouwensrelatie
1 / 22
next
Slide 1: Slide
CommunicatieMBOStudiejaar 3

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes, text slides and 3 videos.

Items in this lesson

Vertrouwensrelatie

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Link

Vertrouwensrelatie
Vertrouwen: Het geloof (de verwachting) dat de ander eerlijk en oprecht is, het gevoel dat je op de ander kunt rekenen
Wederkerig
Het geloof dat het je als cliënt gaat lukken om je doelen te bereiken en het gevoel dat je in goede handen bent
Relatie: Professioneel, functioneel en tijdelijk
Niet wederkerig

Slide 3 - Slide

Wat is volgens jou het verschil tussen het verlenen van zorg aan een cliënt met wie je geen vertrouwensrelatie hebt en een cliënt met wie je dat wel hebt?

Slide 4 - Slide

Vertrouwen betekent voor mij...

Slide 5 - Open question

Ik vertrouw ... omdat ...

Slide 6 - Open question

Ik wantrouw iemand als hij ...

Slide 7 - Open question

Van een vertrouwensrelatie is sprake als ...

Slide 8 - Open question

Een ander moet mijn vertrouwen verdienen.
A
eens
B
oneens

Slide 9 - Quiz

Zelfvertrouwen is een voorwaarde om een vertrouwensrelatie op te bouwen.
A
eens
B
oneens

Slide 10 - Quiz

Werken aan een vertrouwensrelatie
  1. eerste indruk
  2. actief luisteren
  3. transparant handelen
  4. congruent handelen
  5. afstemmen op de cliënt

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Video

1. Eerste indruk
"Je krijgt nooit een tweede kans voor een eerste indruk"

Binnen enkele seconden vormt de cliënt een beeld van de zorgverlener. Heb ik wat aan je en ben je er voor mij?

Combinatie van verschillende factoren: uiterlijk, manier van spreken, mimiek, lichaamshouding, geur, stemklank.

Slide 13 - Slide

DE 4 LUISTERVAARDIGHEDEN voor actief luisteren
  1. Aandachtgevend gedrag
  2. Vragen stellen
  3. Samenvatten en ordenen
  4. Gevoelsreflectie

Slide 14 - Slide

1. Aandachtgevend gedrag
  • Non-verbaal aandachtgevend gedrag
  • Verbaal aandachtgevend gedrag



Slide 15 - Slide

2. Vragen stellen
Er zijn goede en slechte vragen.

Vragen moeten aansluiten op het verhaal van de spreker. Maar dit geldt niet altijd, een vraag kan ook bedoeld zijn om de spreker weer op het juiste 'vertelpad' te krijgen.

Open versus gesloten vragen


Slide 16 - Slide

3. LSD (luisteren, samenvatten, doorvragen)
Als luisteraar kun je de spreker laten merken dat je goed luistert door af en toe even op een rijtje te zetten wat er zoal is besproken.

Bijv.: "We hebben vooral over je werk gesproken. Je hebt verteld dat je het niet zo naar je zin hebt, omdat je telkens hetzelfde moet doen. Heb je daar al met iemand over gesproken?"

Slide 17 - Slide

4. Gevoelsreflectie
Reflecteren betekent: terugkaatsen, overdenken.

Wanneer je als luisteraar de gevoelens van de spreker reflecteert, geef je in eigen woorden weer welke gevoelens in zijn boodschap doorklinken.

Bijv.:
  • "Voel je je teleurgesteld, omdat het telkens maar niet wil lukken?"
  • (spreker bloost en kijkt weg) "Vind je het moeilijk om hierover te praten?"
  • "Ik kan me voorstellen dat je er erg van bent geschrokken"

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Video

Welke luistervaardigheden herken jij in het volgende filmpje?

Slide 20 - Slide

0

Slide 21 - Video

Dank voor jullie aandacht!!

Slide 22 - Slide