Engels seizoenen

Engels seizoenen 
1 / 23
next
Slide 1: Slide
EngelsVoortgezet speciaal onderwijsLeerroute 2

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Engels seizoenen 

Slide 1 - Slide

Deze les hebben we het over de maanden en seizoenen 

Slide 2 - Slide

The months and seasons 

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Video

Wat is het Engelse woord voor de maand Maart?
A
Manch
B
March
C
Murch
D
Maartch

Slide 5 - Quiz

Welke maanden schrijf je in het Engels en Nederlands hetzelfde?
A
Januari en oktober
B
Januari en Februari
C
November en December
D
Maart en April

Slide 6 - Quiz

Schrijf je geboortemaand in het Engels?

Slide 7 - Open question

Lente 
Zomer 
Herfst 
Winter
Winter 
Spring 
Summer
Fall 
or
Autumn

Slide 8 - Drag question

This is a picture of the season.....
A
Summer
B
Spring
C
Winter
D
Autumn

Slide 9 - Quiz

This is the picture of the season.....
A
Winter
B
Spring
C
Autumn
D
Summer

Slide 10 - Quiz

This is the picture of the season.....
A
Winter
B
Spring
C
Autumn
D
Summer

Slide 11 - Quiz

This is a picture of the season.....
A
Summer
B
Spring
C
Winter
D
Autumn

Slide 12 - Quiz

Slide 13 - Slide

What season?
swimsuit

Slide 14 - Open question

Slide 15 - Slide

What season?
Lamb

Slide 16 - Open question

Slide 17 - Slide

What season?
Snowman

Slide 18 - Open question

Slide 19 - Slide

What season?
Umbrella

Slide 20 - Open question

What's your favorite season?

Slide 21 - Open question

Do you know more words that belong to a season?
Ken je nog meer Engelse woorden die bij de seizoenen horen?

Slide 22 - Mind map

Dit was het! Bedankt voor het meedoen. Succes met de werkbladen !! 

Slide 23 - Slide