This lesson contains 35 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 50 min
Items in this lesson
Maatschappijkunde
Politiek en beleid
Slide 1 - Slide
ministers en staatssecretarissen
koning en ministers
heeft geen politieke macht
Eerste en Tweede kamer
kabinet
regering
parlement
koning
Slide 2 - Drag question
Welke bestuurslagen zijn er in Nederland
A
De gemeente en de provincie
B
De gemeente, provincie en het land
C
De gemeente, provincie, het land en de regio
D
Alleen het land
Slide 3 - Quiz
Wie zijn de volksvertegenwoordigers in de gemeente?
A
Wethouders
B
Burgermeester
C
Gemeenteraad
D
Tweede Kamer
Slide 4 - Quiz
Dus, wie doet wat binnen de gemeente? Sleep de antwoorden naar de juiste bestuurders.
Gemeenteraad
College van B&W
Stemmen over regels voor de gemeente
Bedenken van regels voor de gemeente
Uitvoeren van besluiten voor de gemeente
Controleren van het dagelijks bestuur
Vergelijkbaar met de regering
Vergelijkbaar met het parlement
Slide 5 - Drag question
Wat is het dagelijks bestuur van de provincie?
A
Provinciale Staten.
B
Gedeputeerde Staten.
C
Gemeenteraad
D
Waterschap
Slide 6 - Quiz
Wie controleert in de provincie of de plannen goed worden uitgevoerd?
A
Provinciale Staten
B
Gedeputeerde Staten
C
Commisaris van de Koning
D
Wethouders
Slide 7 - Quiz
Parlement
Controleert
Volk
Gemeenteraad
Provinciale Staten
Eerste Kamer
Tweede Kamer
Regering
Slide 8 - Drag question
Wie hoort of horen bij de uitvoerende macht?
A
Parlement
B
Rechter
C
Koning
D
Politie
Slide 9 - Quiz
Wie heeft er in Nederland wetgevende macht?
A
Kabinet en parlement
B
Regering en parlement
C
Tweede Kamer en minister
D
Kabinet en regering
Slide 10 - Quiz
LINKS
RECHTS
Actieve overheid
Passieve overheid
Opkomen zwakkeren
Liberalisme
Sociaal-democratie
Zelfredzaamheid
Economische vrijheid
Slide 11 - Drag question
Sleep de componenten naar de juiste stroming
Links
Midden
Rechts
De overheid zorgt voor de zwakkeren
Mensen zorgen voor elkaar
Mensen hebben een eigen verantwoordelijkheid
Slide 12 - Drag question
"........ vindt dat abortus en euthanasie altijd verboden moeten zijn"
A
GroenLinks
B
VVD
C
SP
D
SGP
Slide 13 - Quiz
Leg uit waarom de stelling: "mensen die hulp nodig hebben moeten door hun familie geholpen worden voordat de overheid hulp biedt" past bij het CDA.
Slide 14 - Open question
"Belasting op vlees moet omhoog, zodat minder mensen vlees eten"
A
Progressief
B
Conservatief
Slide 15 - Quiz
"Abortus moet verboden worden"
A
Progressief
B
Conservatief
Slide 16 - Quiz
In welke politieke stroming zijn economische en persoonlijke vrijheid het belangrijkst?
A
De christen-democratie
B
De sociaal-democratie
C
Het liberalisme
D
Alle stromingen.
Slide 17 - Quiz
Een kenmerk van de Ecologische stroming is:
A
gelijkheid
B
vrijheid
C
milieubewustzijn
D
solidariteit
Slide 18 - Quiz
Welke politieke stroming wordt door deze cartoon bekritiseerd?
A
Liberalisme
B
Populisme
C
Sociaal-democratie
D
Christendemocratie
Slide 19 - Quiz
'Populisme' wil zeggen:
A
Opkomen voor de arme bevolking en hoort bij links
B
Zeggen namens 'het volk' te spreken en komt voor bij links en rechts
C
Opkomen voor de rijke bevolking en hoort bij rechts
D
Opkomen voor de Europese bevolking en hoort bij midden
Slide 20 - Quiz
Geloof, naastenliefde en solidariteit, zijn de belangrijkste waarde van:
A
Sociaaldemocratie
B
Christendemocratie
C
Liberalisme
Slide 21 - Quiz
Actief kiesrecht betekent dat iemand:
A
zich verkiesbaar stelt bij verkiezingen
B
een politieke partij mag oprichten
C
de standpunten van politieke partijen goed kent
D
bij verkiezingen mag stemmen
Slide 22 - Quiz
Zet de volgende gebeurtenissen in de juiste volgorde
Stap 1:
Stap 2:
Stap 3:
Stap 4:
Stap 5:
Stap 6:
Stap 7:
Stap 8:
Er worden verkiezingen georganiseerd
De zetels worden verdeeld onder de partijen
Er wordt een informateur aangesteld
De informateur gaat op zoek naar partijen die samen de meerderheid kunnen vormen: de coalitie
De informateur en de coalitie stellen een regeerakkoord op
Er wordt een formateur aangesteld
De formateur gat binnen de coalitiepartijen op zoek naar geschikte kabinetsleden, wordt later zelf minister-president
De koning benoemt de kabinetsleden
Slide 23 - Drag question
De Tweede Kamer mag ook zelf wetsvoorstellen doen. Dit is het:
A
recht van interpellatie.
B
motierecht.
C
recht van initiatief
D
stemrecht.
Slide 24 - Quiz
Medewetgeving
Recht van initiatief
Recht van amendement
Stemrecht
Budgetrecht
Zelf wetsvoorstellen indienen.
Wijzigingen in een wetsvoorstel.
Stemmen over een wetsvoorstel.
Begroting goedkeuren of afkeuren
Slide 25 - Drag question
Controleren van het kabinet
Vragenrecht
Recht van interpellatie
Recht van motie
Recht van enquete
Schriftelijke en mondelinge vragen.
Spoeddebat, minister ter verantwoording roepen.
Uitspraak over een minister.
Onderzoek instellen.
Slide 26 - Drag question
Zijn de uitspraken juist of onjuist? 1.In een motie geeft de Tweede Kamer haar mening over iets. 2. Tweede Kamerleden mogen wel stemmen over een wetsvoorstel, maar ze mogen geen wetsvoorstel wijzigen.
A
1 is juist, 2 is onjuist.
B
1 is onjuist, 2 is juist.
C
1 en 2 zijn beide juist.
D
1 en 2 zijn beide onjuist.
Slide 27 - Quiz
Welk recht heeft de Eerste Kamer niet?
A
Motie
B
Parlementaire enquête
C
Stemrecht
D
Recht van initiatief
Slide 28 - Quiz
Geert Wilders maakt deel uit van:
A
Coalitie
B
Kabinet
C
Oppositie
D
Eerste Kamer
Slide 29 - Quiz
Ministers zijn lid van de Tweede Kamer. Klopt deze uitspraak?
A
Ja, want de ministers zitten in de zaal van de Tweede Kamer
B
Ja, want ministers zijn gekozen bij de verkiezingen
C
Nee, want ministers zijn GEEN lid van de Tweede Kamer
D
Nee, want ministers komen nooit in de Tweede Kamer
Slide 30 - Quiz
Zet de stappen van het wetsvoorstel in de juiste volgorde.
1
2
3
4
5
6
Slide 31 - Drag question
Wat staat er in het regeerakkoord?
A
de uitgaven voor het komende jaar
B
de plannen voor het komende jaar
C
de plannen voor de komende vier jaar
D
de uitgaven voor de komende vier jaar
Slide 32 - Quiz
Waar horen de mogelijkheden om invloed uit te oefenen op de politiek bij? Sleep ze naar burger of pressiegroep.
Petitie
Referendum
Klacht bij de gemeente
Media
Advies
Burger
Pressiegroep
Slide 33 - Drag question
Europese club van landen die samenwerken met elkaar.
De regering van Europa. Elk land van de EU heeft 1 lid in deze commissie.
De mensen die het land besturen. Dit zijn het staatshoofd en de ministers.
Controleert of de Europese Commissie haar werk goed doet. Je kunt het vergelijken met de Tweede Kamer in Nederland.
Stemmen over wetsvoorstellen en mogen amendementen doen. Uit elke lidstaat 1 minister per onderwerp.