This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.
Lesson duration is: 30 min
Items in this lesson
Terugblik
Slide 1 - Slide
In een jaar had NL een nationaal inkomen van 800 miljard. De totale uitvoerwaarde bedroeg 600 miljard en de totale invoerwaarde was 450 miljard. Hoeveel procent is de uitvoerwaarde in dit jaar ten opzichte van het nationaal inkomen
A
50%
B
56,25%
C
70%
D
75%
Slide 2 - Quiz
Wat is er aan de hand als de uitvoerwaarde groter is dan de invoerwaarde?
A
NL koopt meer in dan het verkoopt
B
NL is meer geld kwijt dan dat het binnen krijgt met handel
C
NL krijgt meer geld binnen door de handel dan dat het kwijt is.
D
NL verkoopt evenveel producten als dat het inkoopt
Slide 3 - Quiz
De totale uitvoerwaarde is kleiner dan de invoerwaarde. Dit is een:
A
Overschot op de handelsbalans
B
Tekort op de handelsbalans
C
Tekort op het Nationaal Inkomen
D
Overschot op het Nationaal Inkomen
Slide 4 - Quiz
Peru heeft een importwaarde van € 3 miljard dollar en een uitvoerwaarde van € 1,8 miljard dollar. De betalingsbalans heeft
A
een tekort
B
een overschot
C
is in evenwicht
Slide 5 - Quiz
Slide 6 - Slide
Slide 7 - Video
Slide 8 - Slide
Slide 9 - Slide
Slide 10 - Slide
Slide 11 - Slide
Slide 12 - Slide
Wat heeft geen invloed op de internationale concurrentiepositie?
A
Goed onderwijs
B
Technologische ontwikkelingen
C
Goede gezondheidszorg
D
De handel binnen het land
Slide 13 - Quiz
De internationale concurrentiepositie verslechterd als de files toenemen
A
Juist
B
Onjuist
Slide 14 - Quiz
Internationale concurrentiepositie is:
A
goedkoper produceren dan andere landen
B
Sneller te kunnen produceren.
C
Beter en goedkoper te kunnen produceren dan andere landen
D
een slechte zaak
Slide 15 - Quiz
Door globalisering komt er steeds meer internationale arbeidsverdeling
A
onjuist
B
juist
Slide 16 - Quiz
Internationale arbeidsverdeling is:
A
Elk land produceert waar hij goed en goedkoop in is.
B
Elk land produceert hetzelfde product
C
er komen steeds meer gastarbeiders
D
de werkeloosheid neemt toe
Slide 17 - Quiz
Globalisering is...
A
Het meer rond maken van de aarde.
B
Datgene produceren waar een land goed in is.
C
Het geven van subsidie aan duurzame landbouw
D
Toenemende vrije wereldhandel
Slide 18 - Quiz
Wat zijn protectiemaatregelen?
A
Overheid beschermt de eigen economie
B
de overheid beschermt de Economie van een ander land
C
overheid vergoed beschermingsmaatregelen
D
overheid belast beschermingsmaatregelen
Slide 19 - Quiz
Wat is geen protectiemaatregel?
A
accijns heffen
B
contingentering
C
invoerrechten heffen
D
exportsubsidies
Slide 20 - Quiz
Maatregelen om de productie en werkgelegenheid bij bedrijven in het eigen land te beschermen tegen concurrentie uit andere landen.
De overheid geeft subsidie aan exporterende bedrijven, waardoor die hun producten goedkoper aan het buitenland kunnen verkopen.
Importheffingen, douanerechten. Belasting op ingevoerde producten.